Nederlands laagvliegen boven Innu-Indianen gestopt

Govert de Groot

Op 28 februari 2003 stelde mevrouw Farah Karimi (GroenLinks) Kamervragen over het bericht dat de laagvliegoefeningen boven de jachtkampen van de Innu-Indianen zouden worden gestopt. Frappant is dat op dezelfde dag de demissionaire minister van Defensie de Tweede Kamer middels een brief liet weten dat de Koninklijke Luchtmacht heeft besloten het laagvliegen met ingang van 1januari 2003 te staken. Met deze brief is slechts een deel van de vragen beantwoord. Op 28 maart 2003 zond de minister zijn antwoord naar de kamer.

Brief

In de brief aan de Tweede Kamer geeft demissionair minister van Defensie Kamp aan welke overwegingen ten grondslag liggen aan het besluit om de laagvliegoefeningen vanaf de Canadese vliegbasis Goose Bay in Labrador te beëindigen:

"Ten eerste heeft zich blijkens recente gewapende conflicten een accentverschuiving voorgedaan van laagvliegoperaties (die tijdens de Oost-West confrontatie nog buitengewoon belangrijk waren) naar operaties op middelbare hoogte. Ten gevolge van deze operationele ontwikkeling heeft het oefenen van vliegers in laagvliegen, waartoe Goose Bay een goede mogelijkheid bood, aan belang ingeboet.

Ten tweede hebben operaties die bij nacht worden uitgevoerd, juist aan betekenis gewonnen. Dientengevolge is de nadruk verschoven naar nachtelijke oefenvluchten waarbij gebruik kan worden gemaakt van de "targeting pod" (TGP) en "Night Vision Goggles" (NVG). De laatste twee jaar is gebleken dat deze trainingen in Goose Bay moeilijk gehouden kunnen worden. Redenen hiervoor zijn dat slechts een korte periode, namelijk de maanden september en oktober, voor NVG-oefenvluchten beschikbaar is, dat in het oefengebied slechts zeer spaarzaam kunstmatig licht aanwezig is, en dat weinig geschikte TGP-doelwitten aanwezig zijn. Ook zijn de gelegenheden 's nachts op middelbare hoogte "close air support" (CAS) missies met behulp van "Forward Air Controllers" uit te voeren, beperkt. Tevens zijn de mogelijkheden om "Combined Air Operations" (COMAO) uit te voeren, waarbij een groot aantal vliegtuigen van verschillende typen in één oefening wordt ingezet, de afgelopen jaren afgenomen.

Ten derde nemen de kosten van de oefenvluchten boven Goose Bay toe, terwijl de beschikbare financiële middelen van de krijgsmacht en dus ook de Koninklijke Luchtmacht krimpen.

Deze overwegingen hebben ertoe geleid dat Nederland heeft besloten zich per 1 maart 2004 uit het betreffende "Memorandum of Understanding" (MOU) terug te trekken. Overigens blijft het verdrag met Canada, waaraan deze MOU is opgehangen, wel intact. Hierdoor blijven in de toekomst oefeningen van andere militaire eenheden in Canada mogelijk.

Met deze beslissing komt een eind aan jaren van zeer gewaardeerde samenwerking met Canada op dit gebied, waarmee in 1986 een begin is gemaakt. De partners van Nederland in Goose Bay, te weten Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk, zijn van de Nederlandse beslissing op de hoogte gesteld.

Als alternatieve trainingslocatie wordt dit jaar beperkt gebruik gemaakt van faciliteiten in Californië ("El Centro") en mogelijk van faciliteiten in Florida, beide in de Verenigde Staten. Voor 2004 komt El Centro niet meer in aanmerking. Daarom wordt in overleg met de Verenigde Staten gezocht naar alternatieven. Tevens wordt gekeken naar de optie van de Vliegbasis Moron in Spanje. Laatgenoemde biedt ten opzichte van Goose Bay meer nachtvliegmogelijkheden. Bovendien zijn er meer oefendoelen beschikbaar en biedt het klimaat aldaar mogelijkheden om ook in de winterperiode te trainen."

Kamervragen

Toevallig op dezelfde dag had Tweede-Kamerlid Farah Karimi (GroenLinks), geïnformeerd door Arctic Peoples Alert, de minister van Defensie een aantal Kamervragen omtrent ''de luchtmachtbasis Leeuwarden'' gesteld naar aanleiding van een bericht in de Leeuwarder Courant van 30 januari 2003. In deze krant werd gemeld dat de F-16 gevechtsvliegtuigen van luchtmachtbasis Leeuwarden dit jaar niet zouden gaan oefenen vanaf de Canadese vliegbasis Goose Bay. Op 28 maart antwoordde de minister.

V.L.n.r. Penote (Ben) Michel en Daniel Ashini op luchtmachtbasis Volkel (12 oktober 1992)

1. Is het waar dat de F-16's van de luchtmachtbasis Leeuwarden niet langer in Labrador en Quebec oefenen en dat d e oefeningen vanaf heden vanaf de Amerikaanse marinebasis El Centro plaatsvinden? Zijn inmiddels alle F-16 laagvliegoefeningen van de Koninklijke Luchtmacht verplaatst van Goose Bay naar El Centro? Is deze verplaatsing tijdelijk of heeft zij een permanent karakter?

5. Wat zijn de voordelen van El Centro ten opzichte van Goose Bay? Wat zijn de verschillen qua oefenfaciliteiten tussen de luchtmachtbasis Goose Bay en de marinebasis El Centro? Zijn er met betrekking tot El Centro ook milieubeperkingen van toepassing en heeft de plaatselijke bevolking hier ook hinder van de oefeningen?

6. Is de verplaatsing van de oefeningen naar El Centro ook ingegeven vanuit strategische overwegingen? Is de aard van de oefeningen mogelijk veranderd vanwege een verwachte andere inzet van F-16''s, bijvoorbeeld in oorlogsgebieden in het Midden-Oosten?



9. Hebben Nederlandse F-16''s inmiddels laagvliegoefeningen uitgevoerd vanaf de marinebasis El Centro of hebben deze in het geheel nog niet plaatsgevonden? Biedt marinebasis El Centro deze oefenmogelijkheden wel?

Ja, vooruitlopend op de formele opzegging van het Memorandum of Understanding per 1 maart 2004 zijn alle Nederlandse F-16 operaties in Labrador en Quebec gestaakt met ingang van 1 januari 2003. Ik heb u met mijn brief van 28 februari jongstleden op de hoogte gebracht van de beweegredenen om de laagvliegoefeningen op Goose Bay stop te zetten (28600 X nr 41). De KLu heeft in 2002, naast de vliegoperaties in Goose Bay, zes weken geopereerd vanaf het vliegveld El Centro in de V.S. Het doel van deze operaties was te bezien of de oefenfaciliteiten van El Centro voldoen aan de eisen voor het uitvoeren van vliegoperaties op middelbare hoogte. Hoewel dat het geval is, komt El Centro niet meer in aanmerking voor gebruik in 2004. Daarom wordt in overleg met de V.S. gezocht naar alternatieven om de vereiste training te realiseren. Tevens wordt gekeken naar de optie van de vliegbasis Moron in Spanje. De aspecten milieu en geluidsoverlast worden te allen tijde meegenomen in het keuzeproces.

2. Is u bekend of de luchtmachten van het Verenigd Koninkrijk, de Bondsrepubliek Duitsland, België en Italië hun laagvliegoefeningen ook naar El Centro of elders verplaatsen?

De luchtmacht van het Verenigd Koninkrijk is voornemens om de laagvliegoperaties in Goose Bay vooralsnog te continueren. De intenties van de luchtmacht van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Italiaanse Luchtmacht op dit gebied zijn onbekend. De Belgische Luchtmacht heeft na 1986 geen laagvliegoperaties meer uitgevoerd in Goose Bay.

3. Wat zijn de consequenties van de verplaatsing van de Nederlandse laagvliegoefeningen voor de samenwerking tussen de Nederlandse en Belgische luchtmacht? Vervallen hiermee ook de oefeningen die de marine, land- en luchtmacht in Canada verrichten in het kader van het zogenoemde forward air controlling?

Het verplaatsen van de vliegoperaties heeft geen invloed op de samenwerking tussen de Nederlandse en Belgische luchtmacht. Het beoefenen van Forward Air Controlling is één van de eisen waaraan een nieuwe locatie dient te voldoen. Oefeningen in dat kader zullen op een nieuwe locatie worden gecontinueerd.

7. Wat gebeurt er met de faciliteiten in Goose Bay waarin Nederland sinds 1986 heeft geïnvesteerd? Worden deze verkocht?

Oorspronkelijk bestaande gebouwen zullen na beëindigen van het MoU worden overgedragen aan de Canadese militaire autoriteiten zonder betaling van een restwaarde. Dit is conform het gestelde in het MoU. De met Nederlandse gelden uitgevoerde nieuwbouw wordt overgenomen tegen betaling van de restwaarde. Roerende goederen worden ter plaatse verkocht of verscheept naar Nederland.

8. Heeft het verplaatsen van de laagvliegoefeningen naar de Verenigde Staten consequenties voor het laagvliegverdrag, of wordt de uitvoering ervan alleen tijdelijk opgeschort? Overweegt de regering in 2006 een nieuw laagvliegverdrag met Canada te sluiten? Wat heeft het stoppen voor consequenties voor het bestaande Memorandum of Understanding?

Het verdrag tussen Canada en Nederland behelst de training van Nederlandse strijdkrachten in Canada. Aangezien naast de bestaande oefening "Maple Flag" mogelijkerwijs in de toekomst andere trainingen door Nederlandse strijdkrachten in Canada zullen plaatsvinden, dient dit verdrag in stand te worden gehouden. Als onderdeel van dit verdrag is een Memorandum of Understanding (MoU) getekend voor het gebruik van CFB Goose Bay in het kader van laagvliegoperaties. Dit MoU met Canada wordt definitief beëindigd.

10. Hoe zijn de besprekingen binnen het Institute for Environmental Monitoring and Research, waarin ook de Innu Nation participeert, verder verlopen? Is de Nederlandse Luchtmacht hier ooit actief bij betrokken geweest?

Het Institute for Environmental Monitoring and Research is een nationale (Canadese) aangelegenheid. De Canadese strijdkrachten treden op als vertegenwoordiger voor de Koninklijke Luchtmacht. Jaarlijks vindt bilateraal overleg plaats over de door het instituut uitgebrachte rapportage.

11. Hoeveel sorties heeft de Koninklijke Luchtmacht van 2000 tot op heden verricht vanaf Goose Bay in het kader van het laagvliegoefenprogramma in Canada?

De Koninklijke Luchtmacht heeft van april 2000 tot en met september 2002 4751 sorties gevlogen vanaf Goose Bay in het kader van het laagvliegprogramma.

nr. V2020308100 (vraag 4 ontbreekt).

1986

Afgezien van de andere problemen waarmee de Innu in Nitassinan (Labrador en Quebec) worden geconfronteerd, zoals houtwinning en mijnbouw, is dit een gunstige ontwikkeling. Als nu ook nog de luchtmachten van de overige landen hun oefeningen zouden staken, zou de rust boven hun grondgebied en hun tentenkampen grotendeels kunnen terugkeren en hebben de Innu gelegenheid zich te concentreren op andere bedreigingen voor hun cultuur.

Peter Panashue klimt in een Nederlandse F-16 (september 1993, foto: Innu Nation)

De Innu hebben ons, tijdens hun eerste bezoek aan Nederland in 1986, opgeroepen tot het voeren van een campagne tegen de Nederlandse laagvliegoefeningen in Canada. In 1992 hebben wij daarvoor de voorloper van Arctic Peoples Alert, de stichting Innu Steungroep, opgericht. In 1986 werd nog beweerd dat er in het laagvliegoefengebied geen mensen zouden wonen. Sindsdien is er veel gebeurd waardoor dat onhoudbare beeld is weggenomen zoals: Kamervragen en -debatten; een kort geding tegen de staat; een actie op de landingsbaan van de luchtmachtbasis Volkel waaraan ook Innu-vertegenwoordigers deelnamen; een symposium over het laagvliegen "How can one own the sky?"; een 'jachtkamp' voor de Canadese ambassade; een'jachtkamp' bij Volkel waarbij ook Innu aanwezig waren; de bezetting van het Nederlandse consulaat in Toronto en natuurlijk de acties van de Innu zelf op de vliegbasis Goose Bay, waarbij hun president Peter Penashue in een stoutmoedige bui zelfs in een Nederlandse F-16 is geklommen. Het is opvallend en tegelijk ook tekenend dat niet de zorg om het lot van de Innu de reden is waarom de Koninklijke Luchtmacht haar oefeningen staakt. Nee, een van de belangrijkste redenen is het gebrek aan kunstlicht in Nitassinan! Hiermee is eindelijk een eind gekomen aan de schending door Nederland van de rechten van de Innu.