Arctic Bay in Nunavut

Eind juni 2005 vertrok ik voor drie maanden naar het verre Noorden van Canada, naar het jongste territorium: Nunavut, wat ons land’ in het Inuktitut betekent. Jaren had ik gehoopt deze droom te kunnen realiseren, en nu in het kader van mijn afstudeeronderzoek als cultureel antropoloog aan de Universiteit Leiden was het mij eindelijk gelukt.
Vanaf de eerste keer dat ik over dit gebied las, de mensen en het ontstaan van Nunavut in 1999, ben ik geboeid gebleven. Eindelijk werd land terug gegeven aan de oorspronkelijke bevolking, die weer zeggingschap kreeg over hun grondgebied na lange tijd overheerst te zijn geweest.

De Inuit van Nunavut, vroeger Eskimo’s genoemd, hebben een eigen regering binnen de federale overheid van Canada, met een grote mate van zelfbestuur over een gebied van twee miljoen km˛. Hieraan is een proces van decennia vooraf gegaan. Het begon met de bewustwording van de Canadese Inuit dat zij recht hebben op het land waar zij voor de komst van Europeanen eeuwen hebben geleefd. Spoedig werd dit een strijd om deze rechten erkend te krijgen.
Eerst kwamen de ontdekkingsreizigers die producten introduceerden zoals thee, suiker, alcohol en geweren, maar ook ziektes. Daarna kwamen de missionarissen, die het evangelie en onderwijs brachten, en uiteindelijk de Canadese overheid die probeerde de moderniteit’ te introduceren. Dit deed zij door middel van gezondheidszorg, onderwijs en westerse gebruiken wat er toe leidde dat deze nomadische jagers, deels gedwongen en deels uit noodzaak, uiteindelijk rond de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw bijna allen in huizen woonden, in dorpen die de overheid voor hen had gebouwd. Voorheen werd hun leven bepaald door de jacht, de seizoenen en de daaruit voortvloeiende verplaatsingen van hun kamp. Opeens woonden zij met mensen van buiten hun familiekring, vaak ver van hun jachtgebieden in een geldeconomie, zonder werk. In minder dan dertig jaar tijd werden zij geconfronteerd met veranderingen waar het Westen meerdere eeuwen over had gedaan.
Hedendaagse Inuit-gemeenschappen staan bekend om hun ontwrichte karakter, dat zich uit in de hoogste zelfdodingcijfers ter wereld, alcohol- en drugsmisbruik, criminaliteit en huiselijk geweld. In de dorpen zijn maar weinig banen beschikbaar waardoor de meerderheid werkloos is en daardoor afhankelijk van een bijstanduitkering van de Canadese overheid. Ofschoon dit niet een aantrekkelijk beeld is, ging mijn interesse juist uit naar hoe Inuit in deze nieuwe wereld hun leven vorm geven en welke plaats hun vroegere levenswijze daarin heeft.

Na geen vast logeeradres gevonden te hebben ging ik eind juni op de bonnefooi naar Arctic Bay, in het Inuktitut Ikpiarjuk genoemd. Ik had voor de eerste twee nachten een slaapplaats kunnen regelen, maar ik zou daarna snel iemand bereid moeten vinden om mij tegen lage kosten in huis te nemen, aangezien er geen pension of hotel aanwezig was.
Na twee dagen vliegen kwam ik aan in Ikpiarjuk, een geďsoleerd dorp dat twee keer in de week bereikbaar is per vliegtuig, dat post, mensen en levensmiddelen aflevert. Er zijn geen sociale ontmoetingsplekken behalve twee supermarkten waar alles van voedsel tot kleding en sneeuwscooters te koop is. Het was dan ook moeilijk om met mensen in contact te komen. Een blanke, jonge vrouw in haar eentje in een dorp van 700 inwoners, waarvan negentig procent Inuit is, ver boven de Poolcirkel. De kinderen zochten als eersten contact met mij, pas na enkele dagen wekte mijn aanwezigheid de interesse van de jeugd en volwassenen, en nadat de ouderen mij verschillende malen op gemeenschapsbarbecues hadden gezien, werd ik ook door hen op straat gegroet. Het wantrouwen jegens vreemdelingen is groot, zeker naar Qallunaaq (niet-Inuit), maar door veel op straat te zijn en mezelf niet op te dringen, werd mijn aanwezigheid steeds meer geaccepteerd. Binnen enkele dagen vond ik een Inuk (enkelvoud voor Inuit) die mij kosteloos in huis wilde nemen. Uiteindelijk heb ik in zes huizen in Ikpiarjuk gewoond, als gast of als oppas op bijvoorbeeld een jong hondje terwijl zijn baasjes op jacht waren. Ik heb vrienden gemaakt waar ik nog steeds contact mee heb dankzij de moderne techniek, en waarvan het afscheid mij zwaar viel, en Ikpiarjuk is een waar thuis’ voor mij geworden.
Ofschoon in de meeste gemeenschappen in Nunavut in hoofdzaak Engels wordt gesproken, is Inuktitut nog steeds de voertaal in Ikpiarjuk. En terwijl de jeugd in Nunavut vaak niet meer deelneemt aan traditionele bezigheden’, zijn er in Ikpiarjuk nog vele jongeren die het land opgaan voor de jacht en het kamperen. Ook het voedsel van het land blijkt bij hen nog steeds populair. Van jong tot oud wordt er nog maqtaq (Narwalhuid) gegeten, rauw met sojasaus of gekookt in een stoofpot, of natiq (zeehond), bevroren en rauw, gegrild of gekookt en tuktu (kariboe), bevroren en rauw of gegrild. Het werd erg gewaardeerd dat ik dit ook allemaal wilde proberen.
De eerder genoemde sociale problemen kwamen al snel aan het licht in Ikpiarjuk. Overal lag rotzooi, op het strand, naast de huizen en op straat; vuilnis, kapotte sneeuwscooters, auto’s of quads en onderdelen daarvan. Op elk moment van de dag liepen er dronken mensen op straat. Aangezien het vierentwintig uur per dag licht was - de zon zou pas in augustus voor het eerst weer onder gaan - en de meeste mensen werkloos zijn, was er geen vaste dagindeling. Kinderen van alle leeftijden, ook van jonger dan vier jaar, speelden de hele nacht, zonder ouderlijk supervisie, door.
Na enkele weken was ik al op meerdere manieren in aanraking gekomen met de Inuit problematiek’. Mijn huisgenoot bleek een alcoholist en dealer in marihuana te zijn, die soms zo dronken was dat hij gevaarlijk werd. Gelukkig kon ik aan een peperspray tegen beren komen, zodat ik mij in ieder geval kon verdedigen indien nodig. Binnen drie weken na mijn komst deed hij een poging tot zelfdoding, die gelukt zou zijn als een vriend hem niet van het touw had afgesneden. Gelukkig kon ik na vijf weken tegen betaling bij een familie logeren, zodat ik eveneens kon ervaren hoe het is om met drie generaties Inuit samen te wonen. Naast mijn eigen ervaring op dit gebied hoorde ik regelmatig verhalen over zelfdoding of huiselijk geweld.
Er is ook een andere kant, van Inuit die het land opgaan om te jagen of te kamperen. Ik ging met jagers mee op de boot voor zeehondenjacht. We waren dan een hele dag weg, omringd door het uitgestrekte landschap van de Arctische Oceaan, kliffen en bergen. Eindeloze uren in afwachting van een zeehondenkop in het water, de achtervolging, het schot dat vaak mis was door de beweging van de boot en de reactie van de zeehond en dan opnieuw het ritueel van geduld. Of het uren achtereen lopen met de dames gedurende het bosbessenplukken, om uiteindelijk met een mok vol thuis te komen. Er werd weinig gesproken want Inuit spreken meestal slechts als zij iets van waarde te zeggen hebben. Het leven is daar anders, op een manier die moeilijk voor te stellen is zonder er ooit geweest te zijn. Het is een leven dat ik mis nu ik weer terug in het Westen ben.

Eline Diercks