Politieke aandacht voor zeehondenjacht

In april 1999 zijn er Kamerbreed aan de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mevrouw Faber, vragen gesteld over de jacht op zeehonden. Aanleiding was het bezoek dat de Kamerleden Willie Swildens (PvdA) en Dick Stellingwerf (RPF) kort tevoren aan Canada hadden gebracht, op uitnodiging van het IFAW (International Fund for Animal Welfare). Met eigen ogen zagen de Kamerleden de commerciële zeehondenjagers aan de Oostkust van Canada in actie. De Kamer pleitte opnieuw voor een algeheel invoerverbod van zeehondenproducten in Nederland en vraagt om te bewerkstelligen dat ook de Europese Unie een dergelijk invoerverbod instelt. Daarmee wil de Kamer het moeizaam bereikte EU-invoerverbod van huiden afkomstige van zeehonden van 1983 ter discussie stellen terwijl er geen invoer in Nederland is. Ook gaat de Kamer wederom voorbij aan de ernstige gevolgen voor de Inuit bij het instellen van een Europees invoerverbod.
Het eerste gedeelte van de vragen die in de Kamer werden gesteld had betrekking op de controverse over het effect van de zeehondenjacht op visstanden. Het tweede gedeelte van de vragen betrof de jacht zelf en de import van zeehondenhuiden in de Europese Unie.
Citaten uit het tweede gedeelte, vergezeld van de antwoorden van Faber, staan hierbij afgedrukt.

Rond Groenland komen vijf soorten zeehonden voor: de ringelrob (Phoca hispida), de baardrob (Erignathus barbatus), de zadelrob (Phoca groendlandica), de klapmuts (Cystophora cristata), en de gewone zeehond (Phoca vitulina).
Al eeuwenlang vormt de zeehond het hoofdbestanddeel van het voedsel van de Inuit in het Arctisch gebied. Ze verwerken zeehonden direct nadat ze gedood zijn. Alle delen van de zeehond krijgen een bestemming. Spieren, spek en ingewanden dienen als voedsel voor mens en sledehond, en de huid voor de vervaardiging van kleding en schoenen. De huiden die overblijven nadat men in eigen behoeften heeft voorzien, zijn beschikbaar voor de internationale kledingmarkt.
De campagnes van dierenbeschermingsorganisaties tegen het doodknuppelen van jonge zeehonden hebben de markt in zeehondenhuiden in elkaar doen storten. In de campagnes werden ter illustratie beelden van gevilde jonge zeehondjes gebruikt, afkomstig uit Canada. Als gevolg hiervan hebben eerst de Verenigde Staten (1972) en vervolgens de Europese Unie (1983) de import en verkoop van produkten van jonge zeehonden aan banden gelegd.
De belofte die de Europese Unie indertijd deed, om ter compensatie van de maatregel een campagne te houden om het publiek te informeren over het verschil tussen produkten van huiden van jonge zeehonden en de huiden afkomstig van de jacht door de Inuit, is echter nooit nagekomen. Nagenoeg niemand heeft toentertijd daadwerkelijk rekening gehouden met de essentiële rol die de zeehondenjacht vervult in de traditionele manier van leven van de Inuit. De negatieve publiciteit rondom de commerciële zeehondenvangst heeft de traditionele zeehondenjacht ernstig geschaad. Het ineenstorten van de markt heeft grote economische problemen veroorzaakt voor gemeenschappen, waar de jacht centraal staat. Landbouw is immers niet mogelijk in hun ruige leefomgeving. Als gevolg hiervan is de lokale bevolking meer afhankelijk van de staat geworden. De moeilijke economische situatie heeft daarbij nog allerlei sociale problemen met zich meegebracht.

Canada
De Inuit jagen voornamelijk op volwassen ringelrobben, de meest voorkomende soort in het Noordpoolgebied. De schattingen over het aantal loopt uiteen maar er zijn meer dan twee miljoen ringelrobben. Het knuppelen maakt geen deel uit van de vangst-technieken van de Inuit. In Groenland bedraagt de vangst rond de 160.000 zeehonden per jaar, waarvan er 80.000 ringelrobben zijn. Minder vaak bestaat de vangst uit klapmutsen, baardrobben en gewone zeehonden. Er is geen nationale wetgeving om de zeehondenjacht te reguleren, maar sommige lokale gemeenschappen hebben eigen regelingen getroffen. Op het moment is er geen reden aan te nemen dat nationale maatregelen nodig zijn. Het gaat zeer goed met de zeehonden rondom Groenland.
De dierenbeschermingsorganisaties maken vooral ophef over de jacht op jonge zadelrobben en klapmutsen. Canada worstelt op het moment met de jachtquota zoals die bijvoorbeeld gelden voor de zadelrobben. Op basis van modellen is bepaald dat niet meer dan 275.000 zadelrobben gedood mogen worden. In 1998 zijn er in Canada maar liefst 282.000 zadelrobben gevangen. Bovendien kan men zich afvragen of de quota niet te hoog gesteld zijn met het oog op het voortbestaan van de zadelrob-populatie. Het Canadese ministerie van Visserij en Oceanen is recentelijk een onderzoek gestart naar de juistheid van de gebruikte modellen en de toelaatbaarheid van de jacht op zadelrobben. De jacht op zeehonden door Inuit dient als belangrijke voedselbron voor de lokale bevolking, het dagelijks brood zogezegd, en is bijgevolg niet over één kam te scheren met de commerciële jacht!

drs. Martine Greve (marien toxicologe) en Govert de Groot

Kamervragen over de jacht op zeehonden

Vragen van de leden Stellingwerf (RPF), Swildens-Rozendaal (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Augusteijn-Esser (D66), M.B. Vos (GL), Van der Vlies (SGP), van Middelkoop (GPV) en Poppe (SP) aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de jacht op zeehonden (Ingezonden 13 april 1999; beantwoord op 17 juni 1999)

Vraag 1. Hebt u kennis genomen van de artikelen ¨Noorwegen wil veel meer zeehonden vangen¨ 1) en ¨Slachting op rood ijs¨ 2)?

Antwoord 1. Ja.

Vraag 2. In hoeverre is onderzoek gedaan naar de invloed van de zeehond op met name de kabeljauwstand? Kan op dit moment met zekerheid gesproken worden over de invloed van de zeehond op de kabeljauwstand?

Antwoord 2. Er is door diverse instellingen onderzoek gedaan naar de mogelijke invloed van predatie door zeehonden, i.c. zadelrobben, op de kabeljauwstand. De algemeen aanvaarde conclusies zijn:

a. het is momenteel niet mogelijk de effecten van een toe- of afname van de zadelrobbenpopulatie op andere componenten van het ecosysteem te voorspellen, met inbegrip van de commerciële visbestanden of de opbrengst daarvan;

b. wetenschappelijke gegevens tonen aan dat de ineenstorting van de kabeljauwstand in de Noordwestelijke Atlantische Oceaan rond het begin van dit decennium door overbevissing is veroorzaakt;

c. er is geen bewijs dat de zadelrobben het herstel van de kabeljauwstand belemmeren. Als instrument om dit herstel te bevorderen zou eerder kunnen worden gedacht aan een tijdelijke stopzetting van de visserij.

Vraag 3. Is het mogelijk dat ten gevolge van de jacht op de zeehondensoorten Zadelrob (Cystophora cristata) en Klapmuts (Phoca groenlandica) en de intensiteit daarvan de visstand zelfs negatief wordt be diersoorten minder door de zeehonden (kunnen) worden weggevangen?

Antwoord 3. Dat is inderdaad mogelijk. Het is bekend dat zadelrobben jagen op een groot aantal vissoorten, inclusief sommige die (vooral jonge) kabeljauw prederen. Een vermindering van de populatie zadelrobben zou kunnen leiden tot een toename van het bestand van deze kabeljauw prederende vissoorten en daardoor een negatief effect op de kabeljauwstand kunnen hebben.

Vraag 4. Is gedurende de afgelopen jaren verbetering opgetreden in de manier waarop de genoemde zeehondensoorten worden bejaagd? Zo ja, waaruit blijkt een en ander?

Antwoord 4. Het meest uitgebreide onderzoek naar de effectiviteit van de jachtmethoden is recentelijk gedaan in Noorwegen. Uit dat onderzoek is gebleken dat bij het doden met de 'hakapik' van 'yearling cubs', d.w.z. jongen die niet meer bij de moeder zijn, in 97% van alle gevallen onmiddellijk de dood intreedt. Volwassen zeehonden worden eerst met het geweer geschoten en dan nog eens met de 'hakapik' geknuppeld. Ook hier zou in 97% van alle gevallen de dood onmiddellijk intreden. Men heeft gedurende het afgelopen seizoen tevens onderzoek gedaan naar de mogelijkheid de 'yearling cubs' met het geweer te doden. Hierbij bleek dat in 342 van de 350 gevallen onmiddellijk de dood intrad, hetgeen neerkomt op een kleine verbetering ten opzichte van het effect van de 'hakapik'. In Canada heeft het federale Ministerie van Visserij en Oceanen onlangs een kleine 500 zeehondenschedels door dierenartsen laten onderzoeken. Slechts in een geval bleek de dood niet onmiddellijk te zijn ingetreden. Volgens plaatselijke bedrijven, die de pelzen van de jagers afnemen, is de kwaliteit van de pelzen gedurende de laatste jaren toegenomen, hetgeen erop zou duiden dat het doden van de zeehonden sneller en efficiënter geschiedt dan voorheen.

Vraag 5. Hoe wordt de controle op de jachtmethode en de intensiteit van de jacht in Canada, Groenland en Noorwegen vormgegeven? Bestaat er inzicht in de invloed van de jacht op de omvang van de populaties zadelrobben en klapmutsen?

Antwoord 5. De Canadese overheid houdt strikt de hand aan het in dat land geldende vergunningsstelsel voor het doden van zeehonden, waarbij te land, vanuit de lucht en vanaf het water controles worden uitgevoerd. De commerciële jacht op de zgn. 'whitecoats' en 'bluebacks' is verboden. De controle beoogt tevens te verzekeren dat het doden van de betrokken dieren zo snel en pijnloos als mogelijk geschiedt. In Noorwegen is een systeem van quota voor individuele schepen van kracht. Aan boord van ieder vaartuig van waaruit op zeehonden wordt gejaagd bevindt zich een inspecteur/veterinair, die toezicht houdt op het quotum, de soorten en leeftijden van de dieren die gedood worden en de wijze waarop dit geschiedt. Ook in Noorwegen is het doden van jongen die nog bij de moeder zijn verboden. In Groenland gaat het uitsluitend om de jacht op een beperkt aantal volwassen zeehonden door de autochtone bevolking. Er is geen quotasysteem van kracht. Volgens de Groenlandse autoriteiten bevindt de omvang van de jacht zich onder het niveau dat uit het oogpunt van duurzaam beheer verantwoord is. Voor het overige moge ik verwijzen naar mijn brief van 12 februari jl. betreffende de zeehondenjacht.

Vraag 6. Is het waar dat de invoerbeperkingen van al dan niet bewerkte pelzen en produkten afkomstig van Zadelrobben en Klapmutsen op het grondgebied van lidstaten van de Europese Unie slechts gelden voor de jongen van de zadelrob tot drie á vier weken (de zg. ¨whitecoats¨) en voor de jongen van de klapmuts (de zg. ¨bluebacks¨) tot een leeftijd van drie maanden? 3)

Antwoord 6. Krachtens Richtlijn 83/129/EEG is de invoer van huiden en producten van jonge dieren van de klapmuts en zadelrob in het grondgebied van de EU verboden, met uitzondering van exemplaren afkomstig van de traditionele jacht door Eskimojagers. Een exacte leeftijdsgrens is in de richtlijn niet gegeven, maar uit de omschrijving van de zeehonden ('whitecoats' en 'bluebacks') blijkt dat het verbod slechts geldt voor de huiden van zogende jongen.

Vraag 7. Wat is de huidige omvang van de import van zeehondenpelzen en produkten afkomstig van zeehonden naar Nederland en naar de Europese Unie?

Antwoord 7. In 1998 bedroeg de invoer in de Europese Unie van pelterijen van zeehonden en oorrobben 97,1 ton. Deze pelterijen waren voornamelijk afkomstig uit Groenland, Canada en Noorwegen. Het grootste deel hiervan is ingevoerd in Denemarken en na verwerking doorgevoerd naar andere landen. De invoer in de EU van producten waarin zeehondenhuiden zijn verwerkt bedroeg in 1998 816 ton. Deze producten waren uit vele verscheidene landen afkomstig. De invoer in Nederland van pelterijen van zeehonden en oorrobben in 1998 vanuit zowel de EU als derde landen was nihil. De invoer in dat jaar van (kleding)producten waarin zeehondenbont was verwerkt bedroeg 15,1 ton. Hiervan is 1,5 ton doorgevoerd naar andere EU-landen. Waarschijnlijk is van het overige het grootste deel doorgevoerd naar derde landen, doch exacte gegevens hierover zijn niet voorhanden.

Vraag 8. Bent u, mede gezien de in vraag 2, 3 en 5 bedoelde onzekerheden en gezien de gehanteerde jachtmethode, bereid om het importverbod van toepassing te verklaren op pelzen en produkten afkomstig van alle zadelrobben en klapmutsen, ongeacht hun leeftijd?

Vraag 9. Wilt u dat standpunt binnen de Nederlandse wet- en regelgeving tot uitgangspunt nemen en een en ander ook binnen de Europese Unie bepleiten?

Antwoord 8 en 9. In het algemeen kan worden gesteld dat er in de landen van de EU geen grote markt voor zeehondenbont bestaat. In mijn eerdervermelde brief van 12 februari jl. heb ik melding gemaakt van diverse onderzoeken die de Canadese rege- ring dit jaar wil laten uitvoeren, welke van invloed kunnen zijn op toekomstige beslissingen ten aanzien van de omvang van de jacht op zadelrobben. In het licht hiervan acht ik op dit moment geen redenen aanwezig om in EU-verband te pleiten voor een uitbreiding van het invoerverbod. Indien er op enig moment aanleiding is voor extra handelsmaatregelen, zouden deze in elk geval in EU-verband dienen te worden genomen.

De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, G.H. Faber

1) Trouw, 22 maart jl.
2) Telegraaf, 3 april jl.
3) Resolutie van de Raad etc. d.d. 5 januari 1983.
Publicatieblad nr. C 014 van 18/01/1983. 0001-0002. 2989911370

Op de pagina Foto's Zeehondenjacht kunt u foto's zien van Jeroen Nooter gemaakt in Qaanaaq, Groenland 1991.