Foto's kun je niet vertrouwen

Jan van Boeckel, antropoloog

In 1996 organiseerde de etnografische afdeling van het British Museum in Londen een conferentie onder de titel Imagining the Arctic: The Native Photograph in Alaska, Canada and Greenland.
De bijdragen aan deze conferentie zijn gebundeld, tezamen met haarscherp afgedrukte zwartwit portretfoto's van inheemse bewoners van de drie genoemde arctische gebieden. Het boek is rijk geschakeerd - zowel qua type en kwaliteit van afbeeldingen als qua invalshoek en diepgang van de bijdragen. Een korte recensie kan onmogelijk recht doen aan die rijkdom. Daarom licht ik er hier één hoofdstuk uit dat mij aansprak, getiteld ''De macht van het beeld'' van antropoloog en filmmaker Hugh Brody. In zijn originele bijdrage wijst Brody er op dat historische foto's zowel ''stilte'' als ''onbetrouwbaarheid'' vertegenwoordigen. Het zijn vooral die twee aspecten waardoor onze aandacht wordt gevangen wanneer we een foto voor het eerst zien, ze vormen de kern van de buitengewone macht van foto's, aldus Brody. De ''stilte'' van de foto spreekt voor zich, de foto's maken geen geluid, zeggen geen woorden. Ze lijken als het ware te wachten op iemand die het verhaal, de feiten, erbij vertelt. Brody schrijft diepzinnig: ''De menselijke geest doet zijn voordeel met de stilte om tot zijn eigen gedachten te komen, en zich zijn eigen vragen te stellen. Foto's hebben de macht om, in hun stilte en zwijgen, zo veel te suggereren, en zo weinig prijs te geven.''
Foto's zijn fragmenten van de geschiedenis die historici ertoe aansporen hun stilte te verbreken. Maar wanneer zij dat doen treedt het andere aspect aan het licht waar Brody de aandacht op vestigt: je kunt foto's niet vertrouwen. Ter staving van die bewering geeft de auteur twee voorbeelden. Het ene voorbeeld zijn twee foto's die Fleming eind jaren '20 temidden van de Canadese Inuit maakte en in publicaties naast elkaar liet afdrukken. Links ziet men een Inuk-vrouw met kind en rechts twee jongens in schooluniform. De anglicaanse bisschop Fleming wilde daarmee een contrast tonen tussen de duisternis van ''de wilden'' aan de ene kant, en het licht en de verlichting van de vooruitgang aan de andere kant. De Inuk-vrouw draagt een bontvel en in haar uitdrukking die getuigt van ongemak geeft ze weer hoe ver de Inuit-cultuur van de kijker afstaat. De twee jongens daarentegen lachen in de camera. De foto's moeten uitdrukking geven aan de enorme afstand die de Inuit kunnen afleggen, dankzij - althans dat is de suggestie - de invloed van de missie. Fleming ging ervan uit, zo voert Brody aan, dat iedereen die de foto's zou zien, ook het ''ervoor'' en het ''erna'' zou zien. Vóór het christendom, en na het christendom. Maar Fleming kan zijn foto's niet vertrouwen, omdat hij ons, als kijkers niet kan vertrouwen. Zelfs al in de jaren '20 kunnen mensen andere dingen in de foto's hebben gelezen dan hij gehoopt had. De foto van de vrouw met de ongelukkige blik in haar ogen zou wel eens de fantasie kunnen hebben geprikkeld en de aanschouwer van de foto er juist toe kunnen hebben aangezet meer over het Noorden te weten te komen.
''Alle foto's'', aldus Brody, ''zijn bedrieglijke wezens, voortdurend contact leggend en zich verenigend met degenen die ze aanschouwen, telkens op nieuwe, onvoorspelbare manieren.''

Secundaire jacht
Interessant is dat Brody ook een voorbeeld geeft van foto's die door Inuit zelf zijn gemaakt, waarop iets soortgelijks van toepassing is. Het betreft de foto's van Makivik, een bedrijf dat door de Inuit uit het arctische deel van Quebec is opgezet met gelden die ze kregen als gevolg van de James Bay Settlement uit de jaren '70. Deze foto's tonen een vliegtuig van de nieuw-opgerichte Inuit-vliegmaatschappij, een boot die de Inuit hebben gekocht om garnalen te vangen, en Inuit aan de onderhandelingstafel met de toenmalige Canadese premier Trudeau. Een Inuit-spreker op de conferentie, Zebedee Nungak, heeft deze foto's meegenomen. Brody memoreert dat Nungak in diens conferentiebijdrage sprak over de angunasunirq aipungak van Makivik, ''de secundaire jacht''. De foto's tonen de Inuit op jacht naar modern ''wild'', waarmee Nungak doelt op nieuwe hulpbronnen. Ze zijn, kortom, op jacht naar een economische plaats in de wereld van vandaag. Maar ook Makivik, zegt Brody, kan deze foto's niet vertrouwen - net zomin als Fleming de zijne. Het spreekt immers niet vanzelf dat de aanschouwer van de foto's oog heeft voor de nieuwe economische en politieke activiteiten, zoals dat misschien van hem wel wordt verwacht. Want is Makivik wel echt ''hulpbronnen aan het vangen''?. Of bewerkstelligt het eigen handelen in feite juist het tegen overgestelde: dat de hulpbronnen van de Inuit worden weggevangen? En verkrijgen de onderhandelaars aan de tafel met Trudeau eigenlijk wel meer zeggenschap voor hun volk, of geven ze juist macht uit handen? ''Wie is in deze 'secundaire jacht' de jager en wie de bejaagde?'' vraagt Brody.
Is het nu, in onze huidige tijd, al onzeker hoe mensen deze foto's zullen interpreteren, het is helemaal de vraag hoe men over pakweg vijftig jaar tegen deze foto's zal aankijken, als er nogmaals dezelfde tijdspanne is gepasseerd als de jaren die ons scheiden van het moment dat de bisschop zijn foto's publiceerde. Voor Brody is deze ''onbetrouwbaarheid van het beeld'' een bron van macht, maar ook van veel genoegen.

Imaging the Arctic, samengesteld door J.C.H. King en Henrietta Lidchi, British Museum Press. ISBN 0-7141-2537-7, £27.50, 256 p. 1998.