Uit Innu-Informatiekrant 04, Najaar'93

Canadese Commissie voor de Rechten van de Mens:
Canada schendt grondwet

Op 18 augustus publiceerde de Canadese Commissie voor de Rechten van de Mens haar rapport naar aanleiding van de klachten van de Innu in Labrador. Dit rapport werd opgesteld door Donald M. McRae van de Faculteit der Rechten van de Universiteit van Ottawa.

De klachten die de Innu Nation aan de commissie heeft voorgelegd, zijn dat:
- de Canadese regering haar grondwettelijke verantwoordelijkheden jegens de Innu niet is nagekomen en bijgevolg ook heeft nagelaten hen dezelfde hoeveelheid en kwaliteit van diensten aan te bieden die andere inheemse volken in Canada ontvangen;
- de regering de Innu belet om via het uitoefenen van zelfbestuur en het zelf ter hand nemen van bevoegdheden met betrekking tot sociale programma's en dienstverlening de eigen zaken te regelen;
- de regering de Mushuau Innu heeft verhuisd naar de plek waar ze nu zitten zonder passende behuizing en sanitaire voorzieningen. Deze situatie heeft geleid tot een vergaande sociale ontregeling.

De Innu Nation eist dat de regering schadevergoeding aanbiedt voor het feit dat zij tot op heden de speciale grondwettelijke status van de Innu niet heeft erkend. Volgens de Innu is de handelwijze van de regeringen van Canada en Newfoundland discriminerend en een inbreuk op hun mensenrechten en rechten als inheems volk.

Hieronder geven wij een samenvatting van het rapport van de Canadese Commissie voor de Rechten van de Mens.

1. Grondwettelijke verantwoordelijkheid.
Toen Newfoundland in 1949 toetrad tot de Canadese confederatie, liet de Canadese regering na de zogeheten 'Indian Act' ook van toepassing te laten zijn op de inheemse volken van Labrador. In plaats daarvan ging zij een overeenkomst aan met de regering van Newfoundland, waarin werd bepaald dat de provincie zelf verantwoordelijk zou zijn voor de Indiaanse en Inuit-bevolking van Labrador. De federale regering zou Newfoundland daar enige financiële compensatie voor bieden.
Het directe gevolg van de manier van opereren van de regering was dat de Innu noch werden geregistreerd volgens de Indian Act, noch dat er voor hen een reservaat in het leven werd geroepen.
Hoewel de Canadese regering in de laatste jaren een aantal afspraken over directe financiële steun met de Innu gemaakt heeft, blijft haar relatie tot de Innu als inheems volk aan twijfel onderhevig.

Doordat de federale regering in 1949 de Innu niet net als de andere inheemse volken van Canada behandelde, hebben de Innu niet de financiële steun of de mate en kwaliteit van dienstverlening ontvangen, die aan inheemse volken gegeven wordt die wel in de `Indian Act' geregistreerd staan en die in reservaten wonen. Deze discriminerende behandeling vormt een schending van de `vertrouwensverplichtingen' ten aanzien van de Innu als inheems volk van Canada.

Bovendien hebben de Innu niet te maken met één regeringsniveau dat enige ervaring heeft met inheemse volken, maar zitten zij nu opgescheept met twee regeringsniveaus, waarvan het eerste (het provinciale, red.) er een is dat geen grondwettelijk mandaat heeft met betrekking tot inheemse volken en dat de Innu behandelt als gewone inwoners van de provincie, niet anders dan andere inwoners.

De rol die door de federale regering aan Newfoundland is toebedeeld, heeft het blijkbaar in staat gesteld een impliciet veto uit te spreken over de onderhandelingen betreffende enig zelfbestuur voor de Innu.
Tijdens onderhandelingen op federaal niveau over zelfbestuur is inmenging van de provincie in principe slechts toegestaan na toestemming van beide partijen. Onderhandelen over zelfbestuur voor de Innu vereist als gevolg van die eerder gemaakte afspraken een `eis tot inmenging' van de provincie Newfoundland. Het feit dat de federale regering dus niet direct met de Innu als inheems volk van Canada te maken heeft, belet de Innu te onderhandelen over welk zelfbestuur, decentralisatie van planning en dienstverlening dan ook.

2. Gedwongen verhuizing
In 1948 werden de Mushuau Innu uit Utshimassit (Davis Inlet) naar Grathic verhuisd, zo'n 250 mijl noordelijker. Deze verhuizing werd uitgevoerd zonder de Innu te raadplegen. Zij begrijpen tot op heden niet waarom zij daar naar toe werden verhuisd. De Innu waren niet gelukkig met deze nieuwe lokatie, die nauwelijks toegang verschafte tot de traditionele kariboe-jachtgebieden. Uit eigen beweging keerden zij terug naar Utshimassit. Hoewel men over de verhuizing naar Grathic zei, dat deze op humanitaire gronden plaats vond en de bedoeling had de Innu economische bestaansmiddelen in het vooruitzicht te stellen, is het nooit bewezen dat deze behoeften niet in Utshimassit zouden kunnen worden verwezenlijkt. Er werd ook geen enkele serieuze vergelijking gemaakt tussen de omstandigheden die de Innu in Grathic zouden ervaren en de bestaande omstandigheden in Utshimassit.
Er was toen erg weinig kennis over en begrip voor de Innu. De regeringsambtenaren gingen ervan uit dat zij beslissingen voor de Innu konden nemen. Zij wisten het beste wat goed was voor de Innu: hen veranderen in `blanken' en hen te laten integreren in de economie door hen tot de visvangst over te laten gaan.

Opnieuw verhuisd

In 1967 werden de Mushuau Innu opnieuw verhuisd naar de plaats van hun huidige dorp op Iluikoyak Island. Deze plek werd hoofdzakelijk gekozen omdat hij geschikt was voor het aanleggen van een haven en een werf om de regeringswinkel te bevoorraden. De Innu werd zelf nauwelijks iets gevraagd en er werd aangenomen dat hun belangen overeenkwamen met datgene wat de priester en de regeringsamtenaren hadden vastgesteld. Hoewel er ook andere plaatsen werden bekeken, gaf de aanwezigheid van drinkwater op de betreffende plek op Iluikoyak Island de doorslag. Of er voldoende water was werd nooit serieus onderzoek gedaan. Ook werd er geen rekening mee gehouden dat de Mushuau-gemeenschap in de toekomst uit zou kunnen breiden. Opnieuw was de belangrijkste motivering voor deze verhuizing de wens de Innu zo ver te krijgen dat de visvangst hun belangrijkste economische activiteit zou worden. Er werd geen rekening gehouden met de traditionele activiteit van de Innu, namelijk: het trekken naar het binnenland om daar op kariboe te jagen.

De Innu verzetten zich niet tegen de verhuizing naar Iluikoyak Island, omdat zij zich hadden laten wijs maken dat er daar huizen voor hen zouden worden gebouwd met sanitaire voorzieningen. Deze huizen werden inderdaad gebouwd, compleet met badkamers en moderne toiletten. Maar een aansluiting op een waterleiding en riolering werd echter nooit tot stand gebracht. De onaanvaardbare omstandigheden waaronder de Mushuau Innu leven in Davis Inlet hebben aanzienlijk bijgedragen tot de slechte gezondheidstoestand in de gemeenschap en de vergaande sociale ontregeling.
De handelswijze van de regering in het geval van deze verhuizingen voldoet niet aan de strenge gedragsregels die men van een `vertrouwenspersoon' verwacht. Het feit dat de regering van Canada de leef- en sociale omstandigheden niet heeft kunnen verbeteren, is een schending van de 'vertrouwensverplichting' die de Kroon heeft ten aanzien van de Mushuau Innu als inheems volk van Canada.

3. Compensatie
De regering van Canada is sinds 1949 verantwoordelijk voor het wel en wee van de Innu. Dit brengt de plicht met zich mee te handelen in het belang van de individuen voor wie men verantwoordelijk is.
De regering van Canada heeft niet aan die verplichting voldaan. Hoewel schadevergoeding door de federale regering hier op zijn plaats zou zijn, zou dit niet het enige medicijn zijn voor het kwaad dat de Innu is aangedaan. Juist zou zijn dat aan de Innu de positie wordt toegekend die zij zouden hebben gehad als de regering haar verantwoordelijkheid had genomen en op basis van de rechten van de mens had gehandeld. Dit zou inhouden dat de Innu verzekerd waren van de mogelijkheid en de middelen om de verantwoordelijkheid voor hun eigen leven en toekomst te nemen. Het zou het opheffen betekenen van de overeenkomst die Canada en Newfoundland hebben gesloten over te voeren politiek jegens de Innu en de federale regering zou de Innu dezelfde rechten op steun dienen te verlenen als de Indiaanse volken die wèl zijn geregistreerd en die in reservaten wonen.

4. Aanbevelingen
De Canadese Commissie voor de Rechten van de Mens beveelt de regering van Canada aan:
- dat zij formeel haar grondwettelijke verantwoordelijkheid erkent ten aanzien van de Innu;
- dat zij haar subsidieregelingen met de regering van Newfoundland opheft met betrekking tot de Innu-gemeenschappen van Sheshatshiu en Utshimassit en directe onderhandelingen aangaat met de Innu als inheems volk van Canada. Een dergelijke regeling zou de Innu verzekeren van toegang tot alle federale subsidies, planning en voorzieningen die beschikbaar zijn voor erkende Indiaanse volken op reservaten;
- dat zij directe onderhandelingen aangaat met de Innu over zelfbestuur en decentralisatie van planning en dienstverlening;
- dat zij een toezegging doet om de Mushuau Innu te verhuizen naar een plaats die door hen zelf wordt aangewezen;
- dat zij de benodigde financiële middelen verschaft die nodig zijn voor het uitvoeren van deze aanbevelingen;
- dat de Canadese Commissie voor de Rechten van de Mens iedere vijf jaar de voortgang van het ten uitvoer brengen van deze aanbevelingen controleert.

Nederland

De conclusies en aanbevelingen van de Canadese Commissie voor de Rechten van de Mens aan de Canadese regering liegen er niet om. Het is overigens de vraag of de Innu erbij gebaat zouden zijn alsnog onder de Indian Act worden opgenomen en een reservaat toebedeeld krijgen. Zelf hebben de Innu herhaaldelijk laten weten dat zij een vorm van zelfbeschikking nastreven. Zij hebben immers nooit een verdrag getekend met de Canadese regering.
Door laagvliegoefeningen boven Labrador en Québec te houden, belemmert de Nederlandse regering de onderhandelingen voor zelfbeschikkingsrecht van de Innu. Dit rapport laat de Nederlandse regering zien dat het met de rechten van de Innu niet best is gesteld. Alleen al op grond van dit rapport zou Nederland direct haar laagvliegoefeningen moeten stoppen.