De zg Groenlandse Eskimo in het Westfries Museum te Hoorn

AANBEVELING NEDERLANDSE MUSEUMVERENIGING
Het Westfries Museum te Hoorn heeft sinds lange tijd menselijke resten van - volgens eigen zeggen - een Groenlandse Eskimo in zijn bezit. Het betreft in feite delen van de huid van de arm, de rug en het hoofd van waarschijnlijk een man die ca. 200 jaar geleden bij Groenland gevonden of in Nederland aangespoeld is. Deze menselijke resten zijn in 1998 tezamen met een bijbehorende kajak geëxposeerd geweest in de Kunsthal te Rotterdam, in de tentoonstelling Botje bij Botje. Verzoeken van de zijde van de Actiegroep Arctic Peoples Alert, gevestigd te Den Haag, en van de regering van Groenland om teruggave van deze menselijke resten hebben geleid tot veel publiciteit. De Commissie van Beheer van het Westfries Museum wil zich, alvorens een besluit te nemen tot teruggave, graag oriënteren op hat beleid van de NMV in zake.
1. De 'teruggave van museumobjecten aan landen van herkomst in het algemeen;
2. Die van menselijke resten in bet bijzonder.
In een brief van maart 1999 richt deze Commissie zich tot de directeur van de NMV. Deze verwijst bet verzoek door naar de Commissie Museale Gedragslijn.

De Commissie Museale Gedragslijn heeft in haar vergaderingen van 26 juli 1999 en 12 oktober 1999 deze vraag besproken. De commissie was bij de vaststelling van dit advies als volgt samengesteld:
prof. mr. E.J. Dommering (voorzitter), dr. F. Grijzenhout, dr. W.H.Vroom, drs. H. Loyten en mr. P.M. Witteman, in aanwezigheid van drs. A.Vels Heijn (directeur NMV) en mr. R.F.V.M. van Kempen-Smits (secretaris).

De Commissie constateert op de eerste plaats dat er sprake is van onzorgvuldig woordgebruik in deze zaak. Het begrip Eskimo is een door buitenlanders geïntroduceerde en pejoratief bedoelde omschrijving voor een deel van de bevolking van Groenland en andere arctische gebieden, dat zichzelf in het algemeen Inuit noemt.
Do toevoeging Groenlandse wekt de indruk dat met zekerheid is vastgesteld dat de menselijke resten nebben toebehoord aan een inwonor van dat land. Dat is niet vastgesteld.
In de pers is berhaaldelijk gesproken van een mummie. Dit is niet correct, aangezien het slechts delen van de huid betreft die op natuurlijke wijze zijn gelooid (onder invloed van zeewater?), of in de 18de eeuw zijn geprepareerd door chirurgijns.

De Commissie zal spreken van de menselijke resten van een Inuit.

HET ADVIES

De Commissie is van mening dat vraagstukken met betrekking tot de teruggave van menselijke resten in beginsel behandeld dienen te worden als teruggave van cultureel bezit overeenkomstig de bepalingen van art 4.4 onder b van de Gedragslijn voor Museale Beroepsethiek.

Indien het verzoek om teruggave echter uitdrukkelijk de Iijkbezorging van de gevraagde menselijke resten behelst neemt de Commissie het volgende standpunt in:

1. Onder menselijke resten in de zin van de Museale Gedragslijn moet volgens de Commissie worden verstaan alles wat aan het menselijk lichaam heeft toebehoord en herleid kan worden tot een concreet individu;

2. De Commissie is van mening dat de wens tot lijkbezorging een specifiek belang is dat kan prevaleren boven bet belang van het behoud van cultuurbezit;

3. Het verzoek om teruggave van de bepaalde menselijke rest om het lijk te bezorgen dient uit te gaan van de vermoedelijke nabestaande(n) als beschikkingsgerechtigde(n);

4. Het verzoek om teruggave van de bepaalde menselijke rest voor de lijkbezorging kan alleen gehonoreerd worden als er tussen die bepaalde menselijke rest en de verzoekende partij sprake is van naaste familieverwantschap. Deze verwantschap moet blijken uit genetisch onderzoek (zoals DNA onderzoek) of gedocumenteerd uit andere feiton en omstandighedon, zoals plaats van herkomat en relatief gering tijdsverloop tussen datering menselijke rest en verzoek om teruggave;

5. Het is aan de verzoekende partij deze verwantschap aan te tonen;

6. In het geval de verwantschap met de gevraagde menselijke rest wordt aangetoond, kan deze teruggegeven worden onder de voorwaarde dat lijkbezorging plaats vindt.;

7. In het geval de verwantschap met de gevraagde menselijke rest niet wordt aangetoond, vervalt het specifieke belang van lijkbezorging en staat alleen het culturele belang van de menselijke rest ter discussie, waarvoor de bepalingen van de Gedragslijn voor museale beroepsethiek onder 4.4 onder b uitsluitsel bieden.

ANTWOORD OP DE BRIEF VAN DE DIRECTEUR NMV

In haar brief van 25 mei 1999 stelt de directeur van de NMV de volgende vragen n.a.v. de kwestie van de z.g. Groenlandse Eskimo:

1. Zijn er gronden voor teruggave van de resten van de Groenlandse Eskimo aan Groenland?
2. Aan welke eisen zou een dergelijke aanvraag tot teruggave moeten voldoen?
3. Welke voorwaarden moeten eventueel aan teruggave worden gesteld?
4. Moet een dergelijk besluit beschouwd worden als een precedent?
5. Is dit incidentele geval aanleiding tot uitbreiding of bijstelling van de Gedragscode?
6. Is er een relatie met bet onderwerp teruggave van cultureel erfgoed in het algemeen?

In antwoord op de eerste vraag merkt de Commissie op dat uit het verzoek waarvan zij kennis heeft kunnen nemen niet blijkt dat is voldaan aan een van de hiervoor geformuleerde voorwaarden.

De vragen 2 en 3 zijn met het voorgaande ook beantwoord.

In antwoord op vraag 4 merkt de Commissie op dat de strikte voorwaarden die in dit advies worden genoemd een algemene precedentwerking voorkomen.

In antwoord op vraag 5 geeft de Commissie als haar mening dat geen bijstelling van de Gedragslijn nodig is.

Het antwoord op de laatste vraag is gegeven onder punt 6 van het advies.

Het lijkt de Commissie overigens raadzaam dat de wijze van exposeren en de informatie over de betreffende menselijke rest zodanig wordt aangepast, dat uitdrukking wordt gegeven aan de onzekere herkomst van de Inuit resten en respect wordt betoond tegenover deze etnische bevolkingsgroep, zoals verwoord in de gedragslijn onder 6.7.

december 1999

Commissie Museale Gedragslijn

Naar index

BIJLAGE
4.3 Afstotingsbeleid en -procedures
a Wanneer een museum wettelijk bevoegd is een voorwerp af te stoten, mag de beslissing te verkopen of op een andere manier te vervreemden alleen worden genomen na rijp beraad.
Het voorwerp behoort eerst via ruil, schenking of verkoop aan andere musea aangeboden te worden, voordat verkoop op een veiling of anderszins wordt overwogen. (Zie ook Hoofdstuk IV Toevoegingen)
b De beslissing een voorwerp via ruil, verkoop of vernietiging (in het geval van een voorwerp dat te erg beschadigd of vervallen is om te worden gerestaureerd) af te stoten, is de verantwoordelijkheid van het bestuur en niet de persoonlijke verantwoordelijkheid van de conservator van de betrokken collectie. Er behoort een volledig verslag bijgehouden te worden van al dergelijke beslissingen en van de voorwerpen waarom het gaat. Er behoren passende maatregelen genomen te worden voor het behoud en/of de overdracht van de documentatie over deze voorwerpen, inclusief de fotografische dossiers.
c Personeelsleden, bestuursleden, hun familieleden en naaste relaties mogen nooit toestemming krijgen voorwerpen aan te kopen die uit een collectie zijn verwijderd. Zo ook mag geen van hen toegestaan worden zich voorwerpen uit de museumcollecties toe te eigenen, ook niet tijdelijk, voor welke privécollectie of welk persoonlijk gebruik dan ook.

4.4 Restitutie en teruggave van cultureel bezit
a Indien een museum in het bezit komt van een voorwerp waarvan blijkt dat bij de uitvoer of de eigendomsoverdracht ervan de bepalingen van de Unesco 'Convention on the Means of Prohibiting and Preventing the Illicit Import, Export and Transfer of ownership of Cultural Property' ('Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer en eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen') (1970) werden overtreden en het land van oorsprong restitutie wil van het voorwerp en aantoont dat het deel uitmaakt van zijn culturele erfgoed, dan behoort het museum - mits daartoe bevoegd - verantwoorde stappen te ondernemen om mee te werken aan de restitutie van het voorwerp aan het land van oorsprong.
b Als er verzoeken komen om de teruggave van cultureel bezit aan het land van oorsprong, dan behoren musea bereid te zijn een dialoog op gang te brengen op basis van wetenschappelijke en professionele principes (te verkiezen boven actie op overheids- of politiek niveau). Er behoort nagegaan te worden wat de mogelijkheden zijn om bilaterale of multilaterale samenwerkingsprogramma's te ontwikkelen om musea te helpen met het opzetten van goede museale infra-structuur in landen waarvan wordt aangenomen dat ze een belangrijk deel van hun cultureel erfgoed hebben verloren.
c Ook moeten musea de bepalingen van de 'Convention for the Protection of Cultural Property in the Event of Armed Conflict' ('Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in het geval van een gewapend conflict') (Verdrag van Den Haag,1954) volledig onderschrijven en moeten zich, krachtens dit verdrag, verre houden van het aankopen of anderszins verwerven van culturele voorwerpen van een bezet land, omdat deze in de meeste gevallen op onwettige wijze zijn uitgevoerd of overgebracht.

4.5 Inkomsten uit de afstoting van collecties
Financiële middelen die een bestuur verkrijgt uit het afstoten van voorwerpen dienen uitsluitend aangewend te worden voor de aankoop van nieuwe voorwerpen voor de collecties.

Nederlandse Museumvereniging|ICOM

Naar index