De zg Groenlandse Eskimo in het Westfries Museum te Hoorn

REACTIE ARCTIC PEOPLES ALERT

De Nederlandse Museumvereniging
t.a.v. directeur A. Vels Heijn
Postbus 74683
1070 BR Amsterdam

Den Haag, 8 februari 2000

Geachte mevrouw Vels Heijn,

Met belangstelling heeft Arctic Peoples Alert kennis genomen van de brief die u namens De Nederlandse Museumvereniging heeft gezonden aan drs P. Bettenhausen van het Museon in Den Haag (d.d. 20 jan. 2000).

Het karakter van het advies van de Commissie Museale Gedragslijn inzake de teruggave van de 'Groenlandse Eskimo' in het Westfries Museum te Hoorn heeft ons teleurgesteld. Hieronder zullen wij dit oordeel motiveren.

De Commissie Museale Gedragslijn (hierna 'Commissie' genoemd) stelt in haar advies dat 'vraagstukken met betrekking tot de teruggave van menselijke resten in beginsel behandeld dienen te worden als teruggave van cultureel bezit overeenkomstig de bepalingen van art 4.4 onder b van de Gedragslijn voor Museale Beroepsethiek.' Vervolgens merkt zij op: 'Indien een verzoek om teruggave echter uitdrukkelijk de lijkbezorging van de gevraagde menselijke resten behelst neemt de Commissie het volgende standpunt in (...)'.
Arctic Peoples Alert mist hier een motivering waarom menselijke resten beschouwd worden als 'cultureel bezit'. Wij zijn van mening dat het hier niet zo maar cultureel bezit betreft, maar menselijke resten, waarbij de uiterste zorgvuldigheid gepast is.

In artikel 4.4.b van de Gedragslijn wordt gesteld dat 'als er verzoeken komen om de teruggave van cultureel bezit aan het land van oorsprong, musea dan bereid horen te zijn een dialoog op gang te brengen op basis van wetenschappelijke en professionele principes (...). Er behoort nagegaan te worden wat de mogelijkheden zijn om bilaterale of multilaterale samenwerkingsprogramma's te ontwikkelen om musea te helpen met het opzetten van goede museale infrastructuur in landen waarvan wordt aangenomen dat ze een belangrijk deel van hun cultureel erfgoed hebben verloren.'
Die laatste kwalificering lijkt Arctic Peoples Alert van toepassing op Groenland. Een belangrijk deel van het culturele erfgoed van Groenland is ofwel verdwenen als gevolg van de invloed van de kolonisering door Denemarken, ofwel meegenomen naar (voornamelijk Deense) musea. Overigens heeft het Deense Nationale Museum in Kopenhagen een belangrijk deel van zijn Groenlandse collectie inmiddels overgedragen aan het Nunatta Katersugaasivia Allagaateqarfialu, het Groenlands Nationaal Museum en archieven (bron: Birte Haagen, 'Repartriation of Cultural Objects in Greenland', Yumtzilob 7.3, 1995). Het bevreemdt ons dat - voorzover wij daarover geënformeerd zijn - het Westfries Museum tot dusver heeft nagelaten een dergelijke dialoog op gang te brengen met de Groenlandse autoriteiten, en het bevreemdt ons des te meer dat de Commissie in haar advies geen enkele aanbeveling doet dat zulks alsnog wenselijk zou zijn.
Bij het daadwerkelijk openen van een dialoog denken wij meer aan de praktijk zoals die bijvoorbeeld geldt in het Field Museum of Natural History in Chicago, waar in 1989 een 'repatriation policy' is ontwikkeld die voorziet in teruggave van menselijke skeletresten 'aan de levende afstammelingen van specifieke individuen of culturele groepen'. Dr. Jonathan Haas, als MacArthur Curator verbonden aan dit museum, meldt het volgende: 'Over the past several years the Field Museum has been meeting and talking with representatives of the Native American community in an effort to help our institution come to recognize and more fully appreciate the concerns of native Americans about the treatment of human remains, sacred objects, and objects of great cultural significance. Although the Field Museum has worked with many different native groups in the past, we are now trying to establish and develop a new kind of relationship with Native Americans and other native peoples from around the world. The foundations of this relationship are fairly simple: trust and respect. (bron: 'The Challenge of Repatriation', Museum News, jan./febr. 1991, The American Association of Museums)

Onder punt 3 van het advies stelt de Commissie dat een verzoek om teruggave 'uit dient te gaan van de vermoedelijke nabestaande(n) als beschikkingsgerechtigden'. Bovendien moet er (punt 4) zelfs sprake zijn van 'naaste familieverwantschap die moet blijken uit genetisch onderzoek (zoals DNA onderzoek) of gedocumenteerd uit andere feiten en omstandigheden, zoals plaats van herkomst en relatief gering tijdsverloop tussen datering menselijke rest en verzoek om teruggave;'
Wij vragen ons af waarom de Commissie een dergelijke stringente eis stelt aan teruggave. Als men ter vergelijking kijkt naar de jurisprudentie in de Verenigde Staten, dan blijkt dat men daar een veel meegaander beleid hanteert. Het Smithsonian Institution te Washington bezat bijvoorbeeld meer dan 16.000 skeletten van Noordamerikaanse Indianen, en een deel van deze collectie is inmiddels al teruggegeven en opnieuw begraven, en de rest zal spoedig volgen (bron: Intermediair, 10 juni 1994). De Indianen die teruggave eisten beriepen zich op de 'Native American Graves Protection and Repatriation Act' uit 1990, die in 1994 in volle werking is getreden. In sommige gevallen betrof het voorouderlijke menselijke resten die meer dan duizend jaar oud zijn, en die door drie verschillende volken werden geclaimd (Hopi's, Zuni's en Apaches). Die volken zijn gezamenlijk overeen gekomen de skeletten opnieuw te begraven. Het was in dit geval schier onmogelijk om 'vermoedelijke nabestaanden' te lokaliseren - toch werden de resten teruggegeven. Wanneer een Indianenvolk kan aantonen dat ze een 'culturele affiliatie' hebben met een bepaald voorwerp dan kan ze dit voorwerp zonder meer opeisen. De affiliatie waar het hier om gaat bestaat als het ware uit een redelijke continuïteit in de band tussen het voorwerp en de stam: 'claimants do not have to establish ''cultural affiliation'' with scientific certainty.' Wanneer de gegevens in de museuminventaris niet voldoende bewijs opleveren om een culturele affiliatie aan te tonen, kan dit nog op twee andere manieren. Als het gaat om menselijke overblijfselen kan dit bewijs gebaseerd zijn op geografische, biologische, archeologische, antropologische, taalkundige, folkloristische, historische of andere relevante informatie. Ook de verwantschap of mondelinge traditie alsmede de mening van een expert kunnen hiervoor gebruikt worden. (bron: Stephen Sjouke, 'Recht en repatriëring van culturele voorwerpen - een korte introductie', Yumtzilob 7.3, 1995).

De Commissie stelt onder punt 5 dat het aan de verzoekende partij is deze verwantschap aan te tonen. Waarom niet geadviseerd dat een onafhankelijk DNA onderzoek wenselijk zou zijn om meer informatie te krijgen over de oorsprong van de (veronderstelde) Inuit-resten, mede in het licht van tenminste één versie over de herkomst van de 'mummie', namelijk dat de Inuit- man mogelijk gevangen is genomen door Hollandse walvisvaarders en aan boord van het huiswaarts kerende schip zou zijn gestorven?
Overigens heeft de Groenlandse regering zelf al aangeboden een dergelijk onderzoek te willen laten verrichten door dr Niels Lynnerup van het Panum Instituut in Kopenhagen, om onomstotelijk te vast te kunnen stellen dat de resten inderdaad uit Groenland afkomstig zijn.

De Commissie stelt onder punt 6: 'In geval de verwantschap met de gevraagde menselijke rest wordt aangetoond, kan deze teruggegeven worden onder de voorwaarde dat lijkbezorging plaats vindt;'
Arctic Peoples Alert vindt dat het in de eerste plaats aan de partij is die om teruggave van de menselijke resten vraagt, om te bepalen wat er vervolgens met die resten gebeurt. De Groenlandse autoriteiten hebben trouwens te kennen gegeven dat men voornemens is de Inuit een christelijke begrafenis te geven (minister-president van Groenland Jonathan Motzfeldt, geciteerd in Politiken, 22-11-1998). In het kader van een te openen 'dialoog' lijkt ons het stellen van een dergelijke naar paternalisme riekende 'voorwaarde' niet op zijn plaats.

De Commissie acht het tenslotte raadzaam dat de wijze van exposeren en de informatie over de betreffende menselijke rest zodanig wordt aangepast, dat uitdrukking wordt gegeven aan de onzekere herkomst van de Inuit resten en respect wordt betoond tegenover deze etnische bevolkingsgroep (...)'
Arctic Peoples Alert waardeert het dat de Commissie er op aandringt dat er in de informatieverstrekking respect wordt betoond jegens de Inuit. Niettemin blijven wij van mening dat het ten toon stellen van de resten van een (waarschijnlijk) inheemse man uit Groenland in het Westfries Museum ongepast is omdat daarmee de gevoelens van de Groenlanders onnodig worden gekrenkt. De expositie van de Inuit-resten mag in de ogen van de Commissie kennelijk onverminderd voortgaan. Het is in dit verband relevant om te memoreren wat Henrik Degn, woordvoerder van het Nationaal Museum in Kopenhagen, over de kwestie stelde: 'De mummie van u komt niet uit Nederland en is bovendien speciaal geprepareerd om ten toon te stellen. Onze Tolmund man leefde in de pre-historie. De mummie in Nederland is helemaal niet oud. Ons museum heeft geen menselijke resten uit een tijd en gebied waarover reeds schriftelijke geschiedschrijving bestaat. Dat is ook de reden waarom wij zo kwaad zijn op Nederland.'
Dan ging uitgerekend de heer R.J. Spruit, directeur van het Westfries Museum, op 27 november 1998 tegenover de Volkskrant een stuk verder. Afgezien van zijn neerbuigende taalgebruik, waarin nou niet direct een groot respect tegenover de betrokken etnische bevolkingsgroep tot uitdrukking wordt gebracht, acht hij teruggave wel degelijk denkbaar. 'Het gaat hier', aldus Spruit, 'om niet meer dan een stukje schedel, wat haar en een paar botjes. Voor ons museum niet eens van belang. Als de Groenlanders dat terug willen hebben dan kan dat.'
En nota bene uw eigen voorzitter, de heer R.H.C. Vos, schreef op 12 november 1998 in een brief aan de burgemeester van Hoorn, de heer P. Hanssens: 'Ik wil er zeer op aandringen dat je enige invloed op Ruud Spruit uitoefent om tot teruggave aan Groenland te komen.'

Met de hierboven gegeven argumenten hopen wij duidelijk te hebben gemaakt waarom wij het Commissie-advies als ontoereikend beschouwen.

Hoogachtend,

Govert de Groot,
coördinator
Arctic Peoples Alert

cc:
Ministerie voor OC en W, de heer A. Rosbergen;
Westfries Museum, de heer R.J. Spruit;
Museon, drs. P. Bettenhaussen.

Naar index

Aan de Commissie van Beheer
van het Westfries Museum
p/a Achterom 2-4
1621 KV Hoorn
fax: 0229 280029 - 8 pagina's

Betreft: vergadering 27 maart 2000

Den Haag, 20 maart 2000

Geachte leden van de Commissie,

Wij hebben vernomen dat u op 27 maart aanstaande vergadert over het 'Advies over de zogenaamde Groenlandse Eskimo in het Westfries Museum', dat is uitgebracht door de Commissie Museale Gedragslijn van de Nederlandse Museumvereniging (NMV).

Op 20 januari 2000 zijn wij door de NMV op de hoogte gebracht van dit advies. Daarop hebben wij de NMV op 8 februari een uitgebreide reactie gezonden, waarvan ook een kopie is gestuurd aan onder anderen de directeur van het Westfries Museum.

Ter uwer informatie geven wij hieronder een kort overzicht van de voorgeschiedenis. Tijdens de Inuit Circumpolar Conference, die in juli 1998 te Nuuk in Groenland plaatsvond, verzochten de Groenlandse autoriteiten Arctic Peoples Alert om in Nederland te onderzoeken of teruggave van de resten van (vermoedelijk) een Groenlandse Inuk kon worden gerealiseerd. Vanaf 1980 hebben verscheidene Groenlanders de resten kunnen bekijken of in ieder geval delen ervan in de expositie in het Westfries Museum gezien. Die ervaring riep telkens diepe emoties op. Begin september 1998 nam Arctic Peoples Alert zich voor om met een brede delegatie het Westfries Museum te bezoeken en in alle rust de wenselijkheid, respectievelijk de haalbaarheid, te bespreken van de teruggave aan Groenland van de resten van de Inuit-man. De delegatie zou bestaan uit de heer Lars Vesterbirk, ambassadeur voor Groenland bij de Europese Unie; de heer Walther Kjærby Jensen van de Deense ambassade in Den Haag; mevrouw Lone Leth Larsen, directeur van het Deens Cultureel Instituut in Brussel; de heer Bettenhaussen, conservator van het Museon in Den Haag en mevrouw Buys, conservator van het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden. De afspraak werd echter afgezegd nadat - tot onze verrassing en ontsteltenis - de directeur van het museum, de heer Spruit, te kennen had gegeven dat de menselijke resten inmiddels al waren uitgeleend aan de tentoonstelling 'Botje bij Botje' in de Kunsthal te Rotterdam.
Daarop vroeg de directeur van Groenlands Nationaal Museum en Archieven, de heer Emil Rosing, aan Arctic Peoples Alert om in deze kwestie te bemiddelen (zie bijgesloten kopie van fax van 9 november 1998). Aangezien de directeuren van de Kunsthal en het Westfries Museum niet bereid waren de menselijke resten niet tentoon te stellen, tekende de minister van Buitenlandse Zaken van Denemarken, op verzoek van de Groenlandse minister-president en via de Deense ambassadeur in Den Haag, bezwaar aan bij de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken. Nadat de tentoonstelling in Rotterdam was afgelopen heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken de Deense ambassadeur laten weten dat de kwestie een aangelegenheid is van de Gemeente Hoorn en dat deze binnenkort hierover zou vergaderen. Een en ander betekent dat de zaak in feite nog steeds op internationaal diplomatiek niveau ligt. Wij hebben begrepen dat de gemeenteraad de kwestie aan u heeft voorgelegd, waarop u advies heeft gevraagd aan de NMV.

Wat ons opvalt in het advies van de Commissie Museale Gedragslijn van De Nederlandse Museumvereniging (hierna 'de commissie'), is dat zij stelt dat 'vraagstukken met betrekking tot de teruggave van menselijke resten in beginsel behandeld dienen te worden als teruggave van cultureel bezit.' Maar uit de rest van het advies blijkt dat de commissie de kwestie in de eerste plaats behandelt als een verzoek tot lijkbezorging van de gevraagde menselijke resten. Verder stelt de commissie in haar advies dat een verzoek om teruggave 'uit dient te gaan van de vermoedelijke nabestaande(n) als beschikkingsgerechtigden'. Bovendien moet er zelfs sprake zijn van 'naaste familieverwantschap, die moet blijken uit genetisch onderzoek (zoals DNA onderzoek) of gedocumenteerd uit andere feiten en omstandigheden, zoals plaats van herkomst en relatief gering tijdsverloop tussen datering menselijke rest en verzoek om teruggave (...)'. Wij vragen ons af waarom de commissie dergelijke stringente eisen stelt aan teruggave. Als men ter vergelijking kijkt naar de jurisprudentie in de Verenigde Staten, dan blijkt dat men daar een veel meegaander beleid hanteert. Het Smithsonian Institution te Washington bezat bijvoorbeeld meer dan 16.000 skeletten van Noordamerikaanse Indianen. Een deel van deze collectie is inmiddels al teruggegeven en opnieuw begraven, en de rest zal spoedig volgen. De Indianen die teruggave eisten beriepen zich op de 'Native American Graves Protection and Repatriation Act'. Wanneer een Indianenvolk kan aantonen dat ze een 'culturele affiliatie' hebben met een bepaald voorwerp dan kan het dit voorwerp zonder meer opeisen.
De commissie stelt dat het aan de verzoekende partij is de verwantschap aan te tonen. Waarom, zo vragen wij ons af, wordt er niet geadviseerd dat er een onafhankelijk DNA onderzoek wordt verricht om meer informatie te krijgen over de oorsprong van de (veronderstelde) Inuit-resten? Het verbaast ons overigens dat het Westfries Museum een dergelijk onderzoek nog niet heeft laten verrichten. De Groenlandse regering heeft al ruim een jaar geleden aangeboden een DNA onderzoek te willen laten verrichten door dr Niels Lynnerup van het Panum Instituut in Kopenhagen, om onomstotelijk vast te kunnen stellen dat de resten inderdaad uit Groenland afkomstig zijn.
De commissie acht het tenslotte raadzaam dat 'de wijze van exposeren en de informatie over de betreffende menselijke rest zodanig wordt aangepast, dat uitdrukking wordt gegeven aan de onzekere herkomst van de Inuit resten en respect wordt betoond tegenover deze etnische bevolkingsgroep'. Met deze aanbeveling lijkt de commissie de Inuit enigszins tegemoet te komen, maar eigenlijk zou dit natuurlijk een vanzelfsprekende zaak moeten zijn.
Het exposeren van de menselijke resten is op zichzelf kennelijk geen probleem in de ogen van de commissie en kan zelfs onverkort worden gecontinueerd. Het zal u duidelijk zijn dat Arctic Peoples Alert het ten toon stellen van de resten van een waarschijnlijk inheemse man uit Groenland in het Westfries Museum ongepast vindt, omdat daarmee de gevoelens van de Groenlanders onnodig worden gekrenkt. Het advies van de Commissie Museale Gedragslijn heeft ons daarom ook bijzonder teleur gesteld, hetgeen wij ook in genoemde uitgebreide brief van 8 februari 2000 aan de NMV kenbaar hebben gemaakt (zie bijgesloten kopie).

In het kader van het VN-Decennium van de Inheemse Volken (1995-2005) zouden wij het niet meer dan gepast vinden dat de menselijke resten alsnog aan Groenland ter beschikking worden gesteld, zodat men eindelijk in de gelegenheid is onomstotelijk vast te stellen of het om een inheemse landgenoot gaat, en indien dat het geval is en dat door de Groenlandse autoriteiten gewenst wordt geacht, hem een passende begrafenis te geven.

Desgewenst zijn wij gaarne bereid u een nadere toelichting te geven.

Hoogachtend,

Govert de Groot,
coördinator
Arctic Peoples Alert

cc. Burgemeester en Wethouders gemeente Hoorn en
Commissie Kunst en Cultuur gemeenteraad Hoorn
Ministerie van OC en W
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Koninklijke Deense ambassade
Nederlandse Museum Vereniging

Naar index

'Eskimo-mummie' pas na DNA-onderzoek terug

Martin Menger, Dagblad van West-Friesland, 28 maart 2000

HOORN - De gelooide resten van waarschijnlijk een Inuk-eskimo die in Hoorn in het Westfries Museum liggen, mogen pas na een DNA-onderzoek terug naar Groenland. Dat is een voorwaarde die de beheerscommissie van het museum stelt. Het onderzoek moet bewijzen dat de restanten inderdaad uit Groenland zijn.

Een vertegenwoordiger van de Deense regering, die waarneemt voor Groenland, volgde gistermiddag het debat in de beheerscommissie. Hij wilde nog geen officiële reactie geven.
Actievoerder De Groot van Arctic Peoples Alert in Den Haag is tevreden. Volgens hem zal Groenland zeker formeel een verzoek tot teruggave van de resten indienen.
De Inuk is vermoedelijk drie eeuwen geleden in bevroren toestand gevonden door West-Friese walvisvaarders en mee naar Nederland genomen. De Nederlandse Museumvereniging heeft de voorwaarde van het DNA-onderzoek naar aanleiding van de ophef rond de 'Eskimo-mummie' in Hoorn bewust zo geformuleerd om te voorkomen dat de Nederlandse musea zonder meer alle vormen van menselijke resten moeten afstaan. !Stad & Streek:!

---------------------------------------------------

Museum houdt rekening met teruggave Inuk
Martin Menger, Dagblad van West-Friesland, 28 maart 2000

HOORN - Echt fanatiek zal het Westfries Museum niet meer vasthouden aan het bezit van de omstreden restanten van een Inuk. Dit bleek gistermiddag in de beheerscommissie, waar voorlopig het evenwicht tussen museaal belang en morele verantwoording werd gevonden: als het wetenschappelijk bewijs wordt geleverd dat de restanten inderdaad uit Groenland komen, krijgt de Groenlandse regering haar zin en worden de restanten alsnog begraven aan de westkust.

Een jaar geleden was dat nog anders: toen werd duidelijk dat de directie niets wilde weten van teruggave. Gisteren lag de kwestie minder scherp op tafel. Als de resten maar echt van een Groenlander zijn, aldus de commissie. De eis om ook een familieband aan te tonen, wordt in Hoorn in dit geval niet serieus genomen. Toch staat die voorwaarde wel in het advies zoals de juristen en ethici van het Nederlandse Museumvereniging op verzoek van de Hoornse collega's hebben gegeven.

Sympathie
Er lag een dilemma gisteren op het bordje van de beheerscommissie van het Westfries Museum. De teruggave van de restanten van een Inuk aan Groenland krijg sympathie, maar daar tegenover staat de angst dat de Nederlandse musea op deze manier veel meer delen van menselijke oorsprong uit de collecties gaan kwijtraken. Het landelijke advies is dat een familieband, gestaafd door DNA-onderzoek, de doorslag hoort te geven. Dan gaat het immers om resten van een herkenbaar persoon. Maar het gelooide leren restant van de 'eskimo' in het museum heeft slechts een koosnaam en die is IJsbrand.
,,De familieband hoeft niet te worden aangetoond'', besloot commissielid E. Wagemaker. ,,Als de Deense regering officieel de restanten opeist en een DNA-onderzoek laat uitvoeren, kunnen we een goed besluit nemen.'' Daarmee kon de rest van de beheerscommissie uit de voeten: ,,Als het een Inuk is, moet-ie gewoon terug naar Groenland'', oordeelde P. van der Hall.
,,Ik hoef geen bewijs van verwantschap: wel van herkomst.'' J. Raat worstelde toch met het precedent dat hiermee wordt geschapen: want als het Westfries Museum de Inuk-restanten terug geeft aan de bevolkingsgroep, wat gebeurt er dan met de resten in de andere musea?
Museumdirecteur R. Spruit waarschuwde de commissie niet te lichtvaardig van het landelijke advies af te wijken. ,,De Nederlandse musea hebben in totaal 30.000 voorwerpen in de collectie die als menselijke resten zijn aan te merken'', aldus Spruit., ,Als Nederland de antropologische collecties zou kwijtraken, is dat een ramp.''

Kool en geit
De beheerscommissie denkt in het geval van de Inuk de kool en geit te kunnen sparen. Mits de Deense regering - als diplomatiek vertegenwoordiger van het Groenlandse zelfbestuur - maar formeel een verzoek indient voor het DNA-onderzoek. En wat net zo belangrijk is: dat Denemarken dit dure DNA-onderzoek zelf betaalt... Attaché Walther Kjærby Jensen van de Deense ambassade in Den Haag was gisteren aandachtig toehoorder in het Westfries Museum. Volgens hem zal op korte termijn via diplomatieke kanalen de zaak formeel worden aangekaart bij het Hoornse gemeentebestuur, dat de verantwoording heeft voor het museum. Volgens G. de Groot van de actiegroep Arctic Peoples Alert, die anderhalf jaar geleden de kwestie aanzwengelde, hoeft een DNA-onderzoek geen beletsel te zijn. ,,Dat is bij een speciaal instituut in Kopenhagen een kwestie van weken'', verwacht hij. ,,Daar hebben ze ook voldoende genetisch vergelijkingsmateriaal om aan te kunnen tonen dat het hier om een jager uit het westen van Groenland gaat. Ik vind dat de commissie een prima standpunt heeft ingenomen.''

----------------------------------
Een derde bericht:
-------------------------------

Eerst DNA-onderzoek naar 'Eskimomummie'

Van onze verslaggever

Het Westfries Museum in Hoorn wil zijn 'Eskimomummie' pas aan Groenland afstaan als DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat de stoffelijke resten inderdaad uit dat werelddeel afkomstig zijn. De Inuk-eskimo is vermoedelijk 220 jaar geleden in bevroren toestand op de kust van Groenland in een kajak gevonden door Westfriese walvisvaarders en meegenomen naar Nederland. De actiegroep Arctic Peoples Alert en de Groenlandse autoriteiten willen dat de mummie, eigenlijk niet veel meer dan een gelooide huid, terug wordt gegeven.
,,Voor een DNA-onderzoek moeten ze bijna wel bij mij terecht komen'', zegt Peter de Knijff, anthropogeneticus verbonden aan de Universiteit Leiden. ,,Ons forensisch laboratorium is als enige in Nederland gespecialiseerd in DNA-onderzoeken naar verschillende bevolkingsgroepen.'' De Knijff waarschuwt dat de verwachtingen niet te hoog gespannen moeten zijn. ,,Het hangt af van de chemicaliën waarmee de resten door de eeuwen heen zijn geconserveerd. Die kunnen veel schade hebben aangericht aan de DNA-sporen. En mocht het wel lukken om bruikbare DNA-sporen te vinden, dan is het nog de vraag of deze zijn te herleiden naar Groenland. Dit werelddeel is in de loop der eeuwen door vele volkeren bewoond geweest. Ik heb daar ooit zelf studie naar verricht.'' Met een gedegen DNA-onderzoek is volgens De Knijff tussen de 5.000 en 10.000 gulden gemoeid. Het neemt drie tot vier maanden in beslag.
Diederick Wildeman, bibliothecaris van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam, zegt nooit verzoeken te hebben gehad om stoffelijke resten af te staan aan de rechtmatige eigenaar. ,,Wij hebben in het museum geloof ik ergens een potje met een vingerkootje van Van Speijk ('dan liever de lucht in!') die in 1831 in de haven van Antwerpen zijn eigen schip opblies. En we hebben nog een schedel van een zeeman van VOC-schip De Batavia die omkwam bij muiterij in 1629 op een eiland voor de kust van Australië.''
Bij het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, waar onder meer tientallen Egyptische mummies zijn te bewonderen, wordt de discussie rond de eskimomummie met grote scepsis gevolgd. Directeur J. Magendans beschouwt het als een volledig hypothetische veronderstelling te denken dat binnenkort Egypte haar mummies opeist. ,,Wij gaan op zeer respectvolle wijze met stoffelijke resten om. Bovendien dateren deze mummies van 2000 voor Christus. Dat is nogal een verschil met de mummie in Hoorn.''
Conservator Ronald Kerkhoven van Museon in Den Haag, waar onlangs de drukbezochte expositie Eskimoland werd gehouden, zegt dat hij de mummie nooit zou hebben opgesteld. ,,Het paste niet echt in de expositie, maar bovendien is de educatieve waarde twijfelachtig. Het is toch een beetje bizar en het zijn maar restanten.'' Overigens vindt Kerkhoven dat zeer zorgvuldig met stoffelijke resten moet worden omgesprongen. ,,Zo'n eskimomummie zegt niet alleen iets over de cultuur van de Inuit zoals het eskimovolk officieel heet, maar ook over de wijze hoe andere volkeren - in dit geval de Nederlanders - daar mee om gingen. Dat is ook een stukje van de geschiedenis.'' Als het aan Kerkhoven zou liggen, zou hij de stoffelijke resten van de eskimo teruggeven aan Groenland. ,,Je zou kunnen overwegen om een stukje van de huid in Hoorn te bewaren.''

Naar index