Tsjernobyl en de gevolgen voor de Samen in Zweden

Volgens statistische berekeningen zullen er in Zweden in de vijftig jaar na het ongeluk in Tsjernobyl 300 extra gevallen van kanker zijn als gevolg van straling. Dit stelt dr Göran Agren van de onderzoeksafdeling van het Zweedse Departement van Defensie. Hij deed deze uitspraak in maart tijdens een conferentie in het Zweedse in Tärnaby waar hij sprak over de gevolgen voor de Samen van het Tsjernobyl-ongeluk - nu dertien jaar geleden.

Zoals bekend trok er in de dagen na het ongeluk een met radioactiviteit besmette wolkenmassa over Europa. In gebieden waar neerslag uit deze wolken viel, kwam ook Cesium-137 (137Cs) op de grond terecht. Vooral midden-Zweden, een deel van het land waar relatief veel Samen wonen, werd zwaar getroffen. De straling van het Cesium waaraan de Zweedse en Samische bevolking als gevolg van het ongeluk is blootgesteld, is te onderscheiden in een interne dosis (via voedselconsumptie) en een externe dosis (waaraan de mens vanuit zijn omgeving direct blootstaat). Onderzoeker Göran Agren verwacht dat er, als gevolg van interne vergiftiging, waarschijnlijk 50 extra gevallen van dodelijke kanker onder de Zweedse bevolking zullen zijn, in de 50 jaar na het ongeluk. Als gevolg van externe, door Tsjernobyl veroorzaakte straling kunnen er daarnaast nog eens 250 extra gevallen van dodelijke kanker worden verwacht. Het jaarlijkse aantal dodelijke kankergevallen onder de Zweedse bevolking is ongeveer 20.000. Gegeven deze getallen is het onmogelijk om onder deze groep het aantal extra kankergevallen te bepalen dat rechtstreeks te wijten zou zijn aan Tsjernobyl.

De Zweedse onderzoeker ging vervolgens in op de risico's van 137Cs voor de Samen. Tijdens een onderzoek dat Agren in 1996 uitvoerde bleek dat de Samen in Dorotea en Karesuando maar liefst 15 maal zoveel 137Cs in hun lichaam hebben opgeslagen als niet-inheemse bewoners van die gemeenten. Via het eten van rendiervlees en ander `wild' voedsel krijgt de gemiddelde Same in een periode van 50 jaar naar schatting 70.000 Bequerel (Bq) binnen, hetgeen gelijk staat aan een dosis van 25 microSievert (mSv). 20 mSv is reeds geabsorbeerd in de eerste tien jaar na Tsjernobyl. Het risico om kanker te krijgen als gevolg van straling wordt algemeen geschat op 5 procent per eenheid Sievert. Bijgevolg is de extra kans dat een Same met een normaal eetpatroon in die 50 jaar kanker krijgt 0,125 procent. Het risico dat deze man of vrouw sowieso loopt om kanker te krijgen, ongeacht het Tsjernobyl-ongeluk, is 20 procent.

Onder de Samen-bevolking verwacht Agren een extra dodelijk geval van kanker, als gevolg van interne vergiftiging. Agren schatte de hoeveelheid Bequerel die de Samen in 1996 gemiddeld innamen op 28 Bq per dag via rendiervlees, 12 Bq per dag via zoetwatervis, en 34 Bq via het consumeren van bosproducten (paddestoelen en bessen). De totale inname was 74 Bq per dag, terwijl die in 1986, meteen na het ongeluk, 231 Bq per dag was.

De activiteit van het Cesium was in de tussenliggende periode afgenomen als gevolg vanwege de zogeheten `ecologische halfwaardetijd' van het Cesium in het voedsel, dat wil zeggen de tijd waarin de radioactiviteit van het Cesium dat de mens via het voedsel binnenkrijgt gereduceerd is tot de helft van zijn oorspronkelijke waarde. Voor rendiervlees is deze tijd bijvoorbeeld vier jaar. Een Same eet gemiddeld zo'n 70 tot 90 kilo rendiervlees per jaar. De radioactiviteit in het rendiervlees varieerde in 1996 tussen waarden van 500 Bq per kilo in Dorotea, tot ¨slechts¨ 150 Bq kilo in Karesuando. In Dorotea werden ook maatregelen genomen om de Cesiumconcentraties in de rendieren naar beneden te brengen en op die manier de inname door mensen te verminderen. Voor de slacht werden de dieren gevoerd met voedsel dat nauwelijks 137Cs bevatte of getransporteerd naar gebieden waar minder Cesium terecht was gekomen. De tegenmaatregelen hebben geleid tot een verminderde opname van Cesium door de mens. Het opmerkelijke is dat juist de Samen in gebieden waar het meeste Cesium terecht was gekomen, zoals rond Dorotea, relatief het minste van de stof in hun lichaam hadden opgenomen.

JvB