Ik heet geen IJsbrand

`... en daarom moet je lichaam vervallen, als de ziel het verlaat'

Het zal niet veel mensen zijn ontgaan, de `rel' die er in november 1998 heeft gewoed rond de aanwezigheid van de resten van een Groenlander op de tentoonstelling Botje bij Botje in de Rotterdamse Kunsthal. De zaak is zo hoog opgelopen, dat de Deense ambassadeur in november 1998 formeel de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken heeft verzocht de Kunsthal te bewegen de Inuit-resten weg te halen.

In november 1980 bezoeken een paar jonge Groenlanders het Westfries Museum in Hoorn. Ze zijn in Nederland in verband met het Vierde Russell-Tribunaal over de rechten van Indianen in Rotterdam. Onder begeleiding van wijlen Gerti Nooter bekijken zij geschokt de resten van de Groenlander die in het museum liggen opgeslagen. Ook de huidige directeur van het Groenlands Museum en Archieven en de huidige directeur van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Groenland zien in die tijd de resten.

In 1993, na afloop van een congres over het recht op zelfbeschikking van inheemse volken in Amsterdam, wilde Finn Lynge, nu adviseur van de Groenlandse regering, de resten ook persoonlijk bekijken. Maar doordat de kluis in het Westfries Museum door tentoonstellingsborden was afgeschermd, bleek dat niet mogelijk. Toen Finn Lynge evenwel de Groenlandse kajak op zolder bekeek, die hij als West-Groenlands herkent, ontdekte hij een handschoen die leek op een speciale kajakhandschoen met twee duimen. Tot zijn schrik bleek het een opgezette hand te zijn. De hand van de dode Groenlander, waarover nu zoveel commotie is.

De ervaring van de jonge Groenlanders, nu leidende persoonlijkheden in Groenland, en die van Finn Lynge, vormden voor Arctic Peoples Alert de aanleiding om dieper op deze zaak in te gaan. De Groenlandse autoriteiten verzochten Arctic Peoples Alert om voorzichtig af te tasten of het mogelijk zou zijn de resten van de overleden Groenlander terug naar het moederland te krijgen. Arctic Peoples Alert nam zich vervolgens voor om, te zamen met het Museon in Den Haag, in alle rust met het Westfries Museum in Hoorn te bespreken welke opties er waren. Doel was het Westfries Museum ertoe te bewegen de resten in 1999, ter gelegenheid van de viering van 20 jaar zelfbestuur van Groenland, terug te geven aan het land van herkomst.

Op 9 november zou een ontmoeting plaatsvinden met Ruud Spruit, de directeur van het Hoornse museum. Vergezeld door een brede delegatie die onder anderen zou bestaan uit de ambassadeur voor Groenland bij de Europese Unie, een attaché van de Deense ambassade in Den Haag, de directeur van het Deens Cultureel Instituut in Brussel en twee conservatoren die zijn verbonden aan respectievelijk het Museon in Den Haag en het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden, wilde Arctic Peoples Alert het verzoek uit Groenland in de Noordhollandse stad op tafel leggen.

Die opzet werd echter ruw verstoord door een fax van Spruit aan Peter Bettenhausen, die voor het Museon een belangrijke Groenlandse collectie beheert. Tot schrik moest ik constateren, schreef de directeur van het Westfries museum, dat de overblijfselen van onze eskimo, plus accessoires al deze week worden opgehaald voor de expositie Botje bij Botje in de Kunsthal. Dit betekent dat een bezoek van jouw Groenlander aan ons museum weinig zinvol is omdat ik niets kan laten zien. Overigens grijpen wij de bruikleen aan voor een eenvoudige reconstructie zodat daarna de stukken eskimo voor ons weer presentabel zijn.

De conservatoren van het Museon en het Rijksmuseum voor Volkenkunde hebben daarop direct geprobeerd het Westfries Museum ertoe te bewegen van bruikleen af te zien. Maar Spruit bleek niet vatbaar voor hun argumenten. Daarop zond Arctic Peoples Alert een fax naar Hoorn met het verzoek aan directeur Spruit om van bruikleen en het reconstrueren van `zijn eskimo' af te zien:
Wij hadden dit bezoek aan uw museum willen aangrijpen om in alle rust met u de wenselijkheid, respectievelijk de haalbaarheid, te bespreken van begraving in Groenlandse bodem van de resten van de Inuit-man die zich thans in uw museum bevinden. In koloniale tijden verwierven wereldwijd diverse volkenkundige musea resten van zogeheten primitieve volken om die in vitrines aan het sensatiebeluste westerse publiek ten toon te stellen. Tegenwoordig wordt een dergelijke expositie van menselijke overblijfselen, waaraan vaak bij het betreffende volk een grote spirituele betekenis werd toegekend, in brede kring als onethisch ervaren. Teruggave van dergelijke resten aan de inheemse volken van wie die `objecten' afkomstig zijn is steeds meer de gangbare praktijk geworden. We wezen Spruit erop dat bijvoorbeeld het British Museum onlangs nog een geprepareerd Maori-hoofd heeft geretourneerd aan de nabestaanden van een hoofdman die in een oorlog was omgekomen, waarna het hoofd in Nieuw-Zeeland ceremonieel is begraven.

Deze fax werd door Spruit direct telefonisch beantwoord: Wie ís Arctic Peoples Alert wel? zo wilde de kwade museumdirecteur weten. Een kwartier later werden wij gebeld door De Telegraaf. Daarop volgde een ongekende media-hype.

Tegenover de kranten noemde Spruit de ethische bezwaren van inheemse volken tegen expositie van menselijke overblijfselen maar flauwekul:
Schei nou toch uit. Ik geloof niet dat dat krenkend is. Als die 25 duizend eskimo's op Groenland ineens zo weekhartig zijn geworden, dan wil ik het nog wel eens hebben over het doodknuppelen van zeehondjes, dat daar toch op grote schaal gebeurt.

Toen de poolvorser Knud Rasmussen in 1903 aan de Inuit Majaq vroeg wat de ziel voor de mens betekende, antwoordde die: Het is de ziel die je mooi maakt, die jou tot mens maakt. Alleen hij zorgt dat je wilt en handelt. Hij stuurt je hele leven en daarom moet je lichaam vervallen, als de ziel het verlaat. In de spirituele beleving door inheemse volken van zaken als geboorte en sterven, en leven en dood, speelt het idee van de Cirkel van Leven vaak een grote rol: de stoffelijke resten van de overledene gaan na verloop van tijd opnieuw deel uit maken van deze heilige cirkel. Opslag in museumdepots, en - erger nog - expositie van die resten in een glazen museumvitrine, verstoort de rust van de overledene wiens `ziel' zich in de `spirit world' bevindt. Je kunt daar ook anders tegen aankijken.
Ewald Vanvugt, gastconservator van Botje bij Botje, vind het maar politiek makkelijk om inheemse volken menselijke resten terug te geven. Waarom krijgen ze hun land niet terug, dat zou rechtvaardiger zijn. Het is beter dat deze menselijke resten uit het verleden als ambassadeurs van de geschiedenis te beschouwen, en te tonen.

Niettemin is het in de Verenigde Staten al jaren meer regel dan uitzondering om in musea opgeslagen inheemse menselijke resten aan de betrokken volken terug te geven. Zo heeft het beroemde Smithonian Institute een zogeheten Repatriation Office ingesteld dat een inventaris bijhoudt van de collecties in het Museum of Natural History. Deze dienst stelt Amerikaanse inheemse volken in kennis van de menselijke overblijfselen en begrafenisobjecten die in het museum zijn opgeslagen en retourneert ze vrijwillig. Zo zijn ook de resten van vijf Inuit uit Thule in Groenland begraven.

Volgens de overlevering zou zo'n tweehonderd jaar geleden een doodgevroren Groenlander in zijn kajak met uitrusting op zee zijn gevonden en zijn meegenomen door een Nederlandse walvisvaarder. 1891: Het schijnt dat dit vaartuigje drijvende in zee werd aangetroffen met het lijk van een verdwaalde en van honger omgekomen man. Ouderen van dagen herinneren zich althans, dat zich een verdroogd in leder gekleed menselijk lichaam in het bootje bevond, dat toen in één der lokalen van de geneeskundige (klinische) school was geplaatst. Dit menselijk lichaam is bij de verschillende verhuizingen langzaamerhand verdwenen... (Old Kayaks in the Netherlands, Nooter 1971) In ieder geval is het erg onwaarschijnlijk dat de dode Inuit op de Hoornse kust aan de toenmalige Zuiderzee is aangespoeld. Zelfs de mogelijkheid dat hij tot de Noordzeekust zou zijn meegevoerd is onaannemelijk, omdat de heersende zeestromingen daar niet heen leiden. Wat wel bekend is, is dat in de zeventiende en achttiende eeuw Groenlanders, die vaak als niet meer dan dieren werden beschouwd, tegen hun zin naar Europa werden meegenomen om hier tentoongesteld te worden. Hierover zijn onder andere aan de Groenlandse kust verscheidene oraal overgeleverde getuigenissen bewaard gebleven. De Haagse archieven vertellen dat in 1625 twee Groenlanders in de Haagse Hofvijver kajakten en hun jachtkunsten vertoonden. Het kan zijn dat de Groenlander voor de kust in de buurt van Nuuk daadwerkelijk dood is aangetroffen, maar meer aannemelijk is dat hij daar gekaapt is, en dat hij aan boord of pas in Nederland is overleden, waarna zijn huid is opgezet. Daartoe heeft men, macaber genoeg, de huid van het lichaam gestroopt en die daarna aan rugzijde weer dichtgenaaid, en vervolgens het mensenvel - mogelijk gevuld met een of ander opvulmateriaal - in de kajak geplaatst. Op deze wijze geconserveerd is de overleden Inuit zo'n twee eeuwen lang tentoongesteld in Hoorn. Met het verstrijken van de tijd zijn de lichaamsdelen en het gezicht beschadigd.

Met de steun van het Museon benaderde Arctic Peoples Alert de directeur van de Kunsthal, W. van Krimpen. Maar deze volstond ermee het standpunt van het Westfries Museum na te praten, inclusief Spruits advies dat we ons beter druk konden maken over jonge zeehondjes. En verder moesten we ons maar vervoegen bij de uitlener.

Daarop richtten wij een brief aan de Rotterdamse wethouder van Kunstzaken, Hans Kombrink. Gezien de rechtsverhoudingen tussen de gemeente en de Kunsthal heeft hij geen mogelijkheden, maar hij heeft begrip voor de bezwaren tegen het tentoonstellen en zal dit onder de aandacht brengen van de Kunsthal. De algemeen directeur Instituut Collectie Nederland, Vos, liet weten dat zoiets het Museum, Hoorn en Nederland politiek geen goed doet en hij dringt erop aan om tot teruggave aan Groenland te komen. Omdat de commissie van beheer van het Westfries Museum geen bevoegdheid heeft over de collectie, wendden wij ons voor bemiddeling tot de gemeente Hoorn, de huidige eigenaar van de resten. Janssens, de burgemeester van Hoorn, zegde in een telefoongesprek met Arctic Peoples Alert toe dat, wat hem betrof, teruggave bespreekbaar was. Stopzetting van het exposeren achtte hij echter ondenkbaar.

Inmiddels hadden wij schriftelijk van de directeur van het Groenlandse Nationale Museum, het mandaat gekregen om alles in het werk te stellen om exposeren te voorkomen en teruggave te bewerkstelligen. De Groenlandse regering, schreef Rosing, zal spoedig een formeel verzoek indienen bij de Nederlandse regering om de resten van een persoon, die waarschijnlijk omstreeks de achttiende eeuw door Nederlandse walvisvaarders uit West-Groenland zijn ontvoerd, terug te geven. Het is algemeen bekend dat deze resten door het Westfries Museum in Hoorn worden bewaard. Nederland is beroemd om zijn hoge maatstaf voor verlicht en beschaafd gedrag in internationale relaties en we twijfelen er niet aan dat uw regering ons verzoek ter harte zal nemen. Er zijn vele voorbeelden te geven uit andere landen, waar deze vorm van respect werd betoond jegens degenen die voorheen, in heel Europa, als koloniale onderdanen zonder enige rechten werden beschouwd.

Wij zijn ontzet, zo vervolgde de Groenlandse museumdirecteur, over het feit dat wij hebben vernomen dat het Westfries Museum voornemens is de bewuste resten ten toon te stellen ter gelegenheid van een bepaalde, uiterst smakeloze, gelegenheid in Rotterdam. Het is moeilijk voor ons te geloven dat een dergelijke grofheid waar dan ook nog kan plaatsvinden in deze tijd, en wij verzoeken u bij deze om ons protest over te brengen aan de betrokken autoriteiten. Wij verzoeken u vriendelijk om deze zaak ter hand te nemen en alles in het werk te stellen om dit misbruik van deze ongelukkige landgenoot te voorkomen.

Daarop heeft Arctic Peoples Alert zich gericht tot Van der Ploeg, de staatssecretaris van Cultuur die verantwoordelijk is voor kwesties betreffende het cultureel erfgoed. Wij verzochten hem zijn invloed aan te wenden om exposeren te voorkomen en teruggave te bewerkstelligen.

Doordat wij ook de Groenlandse en Deense autoriteiten hadden geïnformeerd, heeft Jonathan Motzfeld, de Groenlandse minister-president, de Deense minister van Buitenlandse Zaken officieel verzocht protest aan te tekenen bij de Nederlandse regering. Die Deense minister is verantwoordelijk voor het buitenlands beleid van Groenland.

In januari 1999 is de expositie `Botje bij Botje' in de Kunsthal in Rotterdam geëindigd en zijn de menselijke resten uit Groenland teruggebracht naar het Westfries Museum in Hoorn. Hij heeft van het museum de naam IJsbrand gekregen naar de Hoornaar Willem IJsbrantsz Bontekoe. Deze voer echter op de Oost en sowieso is zo'n 'komische' bijnaam ongepast. Op de zolder staat ook de kajak.

Op 20 januari 1999 heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken de Deense ambassadeur laten weten dat de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Buitenlandse Zaken geen verantwoordelijkheid dragen voor het feit dat het Westfries Museum objecten heeft verzameld en voor het door de Kunsthal ontwikkelde beleid. Het is in Nederland gebruikelijk, aldus het ministerie, dat de regering zich onthoudt van het geven van meningen over de onafhankelijke en artistieke inhoud van kunst en cultuur.

Inmiddels heeft het Westfries Museum aan de media laten weten dat het bereid is te onderzoeken of teruggave van de resten aan Groenland mogelijk is. 21 Juni, de dag waarop Groenland zijn tweede decennium van zelfbestuur viert, zou een mooie datum zijn om de hier verdwaalde resten van de Groenlander te retourneren naar het land van herkomst. Als u dit leest hopen wij dat de resten niet meer in Hoorn liggen en begraven zijn in Groenland.

Gewijzigde versie van eerder geplaatste artikelen in Arctica winter '98/'99 en voorjaar 1999.

JB/GG

In december 1999 deed de Nederlandse Museumvereniging een aanbeveling over deze kwestie.