Gebruik 1 kilo vlees zonder been of 2 kilo vlees met been. Doe het gewassen vlees in het kokende water. Gezouten vlees moet eerst ontzouten worden in water. Diepgevroren vlees kun je in de pan ontdooien, maar dit vraagt extra kooktijd.
Laat de soep langzaam koken tot het vlees zacht is. Haal af en toe het schuim van de soep en voeg wat zout toe. Als het vlees vers is, nogmaals het schuim eraf halen. Doe de rijst en de groenten in zijn geheel het laatste half uur in de soep. De geschilde aardappelen, in stukjes, de laatste 20 minuten, en de prei, in ringen gesneden, de laatste 8-10 minuten in de soep.
Breng de soep op smaak met peper en zout. Haal de groenten uit de soep en snijd deze in stukjes, serveer dit apart op een bord. Haal het vlees uit de soep en leg dit in zijn geheel op een schaal of snijd het in dobbelsteentjes. Zet brood op tafel en, bij zeehonden- en varkensvlees, mosterd. Van alken (vogel) kan een hele smakelijke soep worden gekookt.
Uit: Nerisassiornermik ilitsersuutit kalaallit nunaannut tunngatitat. Kogebog for Grønland. Caia Hansen. 1985.
Traditioneel wordt de suaussat met zeehonden- of walvisvlees klaargemaakt en zonder groenten en aardappelen.
In Arctica plaatst Arctic Peoples Alert regelmatig recepten
zoals voor rendierrollade of zeehondensoep. De bedoeling van
deze recepten is niet om iedereen te stimuleren om nu maar zo
veel mogelijk walvis-, zeehonden- of ander wildvlees te eten.
Met deze 'receptenrubriek' wil Arctic Peoples Alert enerzijds
ons als westerlingen een kijkje in de arctische keuken geven
en anderzijds, wellicht wat provocatief, een discussie
aanzwengelen over hoe we aankijken tegen de consumptie van
wild vlees. Daarbij hebben we het over vlees afkomstig van
door inheemse volken gevangen dieren, en niet over de door
Canadese of Japanse commerciële jagers en vissers aangeboden
producten.
Met de Inuit Circumpolar Conference, het overkoepelend orgaan
van alle Inuit-organisaties, delen wij de zorg over het
teruglopen van de flora en fauna in de Arctic. De Groenlandse
regering heeft maatregelen genomen om de natuur te beschermen.
Bij het jagen komt heel wat vakkennis kijken en om jager te
worden is een intensieve opleiding vereist.
Ons dagelijks brood: zeehond
Groenlanders vangen vis en jagen op zeehonden, walvissen,
vogels en andere dieren. Veeteelt is op Groenland door het
zeer koude klimaat niet mogelijk, op schapenhouderijen in
Zuid-Groenland na. Vlees afkomstig van gefokte dieren zoals
varkens en runderen moet worden ingevoerd en is zeer duur.
Landbouw is op Groenland al helemaal niet mogelijk. Garnalen,
kabeljauw en andere vissoorten zijn het belangrijkste
exportproduct. Door de natuurlijke omstandigheden gedwongen
geven de meeste Groenlanders nog steeds de voorkeur aan
traditioneel voedsel zoals zeehondenvlees.
Zeehonden zijn in Groenland geen bedreigde diersoort. Er leven vijf soorten: Zadelrob (Phoca groenlandica), Klapmuts (Cystophora cristata), Ringelrob (Phoca hispida), de Baardrob (Erignathus barbatus) en de Gewone zeehond (Phoca vitulina) die ook in Nederland voorkomt. Van de meer dan 55.000 inwoners zijn er zo'n 10.000 actief als jager. Deze vingen in 1995 139.422 zeehonden. De Ringelrob is voor de Groenlanders veruit het belangrijkste. Rond de 80% van de gevangen zeehonden zijn Ringelrobben. De populatie daarvan wordt geschat op meer dan twee miljoen zeehonden. In tegenstelling tot commerciële jagers, jagen de Inuit niet op jonge zeehonden. Zij hopen juist de volwassen exemplaren te vangen simpelweg omdat daar meer vlees aan zit. Bovendien is het zo dat de soorten Zadelrob en Klapmuts hun kraamkamers helemaal niet aan de Groenlandse kust hebben. Jonge exemplaren van deze soorten tref je dan ook niet in Groenland aan. Voor de Inuit in Groenland is zeehondenvlees 'hun dagelijks brood'. Bijna alles van de zeehond wordt gebruikt of opgegeten; de huid wordt bijvoorbeeld tot kleding verwerkt.
Na het villen, dat meestal door de vrouwen wordt gedaan, wordt de huid van het resterende vet ontdaan waarnaar hij in een frame wordt gespannen om te drogen. Het prepareren van de huid is zwaar werk en kost vele uren. Alleen dankzij subsidie van de Groenlandse regering levert de huid voldoende op. Nadat de huid gedroogd is gaat hij naar Great Greenland in Qaqortoq (Julianahåb) in Zuid-Groenland waar sinds enkele jaren Groenland haar eigen looierij heeft. 50% van de huiden zijn na schrapen, wassen en drogen geschikt om te worden gelooid en verwerkt tot bontjassen, rugzakken en andere producten. In Noord- en Oost-Groenland zijn de inwoners economisch volledig afhankelijk van de opbrengst van de verkoop van het deel van de huiden, dat niet voor eigen gebruik nodig is, om nieuwe brandstof, geweren of munitie te kopen. De jager deelt het vlees voor een belangrijk deel met familie en buren. Verder dient het als voer voor de sledenhonden. In de grotere plaatsen kan men op de markt of in de supermarkt zeehondenvlees kopen.
Producten van zeehonden mogen in Nederland worden ingevoerd, met uitzondering van producten van jonge zadelrobben en jonge klapmutsen. Deze mogen in de Europese Unie niet worden geïmporteerd. Het gaat hier namelijk uitsluitend om huiden die afkomstig zijn van puur commerciële jacht door Canada en Noorwegen. De vangst van jonge dieren heeft veel grotere gevolgen voor de zeehondenpopulatie.
Nu is het zeker niet zo dat de Groenlanders massaal bontjassen naar Nederland uitvoeren. Eigenlijk is er op dit moment in het geheel geen invoer in Nederland. Gegeven deze situatie, waarom zouden de Inuit dan niet de huiden die zij na consumptie van het vlees over hebben (en waarvan zij zelf ook moderne kleding maken) mogen verkopen? Op deze manier kunnen wij bijdragen aan de duurzame ontwikkeling van Groenland. Je kunt je zelfs afvragen of vlees dat de Inuit willen exporteren hier niet zou kunnen worden verkocht. Arctische volken hebben immers weinig mogelijkheden tot economische ontwikkeling. Het klimaat is extreem en er wonen in verhouding zeer weinig mensen. Aan andere mogelijkheden, zoals de verdere ontwikkeling van het toerisme als inkomstenbron kleven ook de nodige haken en ogen. Door de a-selectieve boycot van al het op de wereldmarkt aangeboden zeehondenbont zijn vele Inuit aan lager wal geraakt. De boycot heeft grote sociale gevolgen voor vele kleine jagersgemeenschappen. Het hoge aantal zelfdodingen wordt daar zelfs mede aan gerelateerd. Verkoop van huiden aan het Westen was een belangrijke inkomstenbron. De traditionele zelfvoorzienende economie bestaat ook bij de Inuit niet meer.
Nederland mag niet langer Groenland laten boeten voor de schade die door de commerciële jacht wordt aangericht.