Ons dagelijks brood: zeehond

Groenlanders vangen vis en jagen op zeehonden, walvissen, vogels en andere dieren. Veeteelt is op Groenland door het zeer koude klimaat niet mogelijk, op schapenhouderijen in Zuid-Groenland na. Vlees afkomstig van gefokte dieren zoals varkens en runderen moet worden ingevoerd en is zeer duur. Landbouw is op Groenland al helemaal niet mogelijk. Garnalen, kabeljauw en andere vissoorten zijn het belangrijkste exportproduct. Door de natuurlijke omstandigheden gedwongen geven de meeste Groenlanders nog steeds de voorkeur aan traditioneel voedsel zoals zeehondenvlees.

Zeehonden zijn in Groenland geen bedreigde diersoort. Er leven vijf soorten: Zadelrob (Phoca groenlandica), Klapmuts (Cystophora cristata), Ringelrob (Phoca hispida), de Baardrob (Erignathus barbatus) en de Gewone zeehond (Phoca vitulina) die ook in Nederland voorkomt. Van de meer dan 55.000 inwoners zijn er zo'n 10.000 actief als jager. Deze vingen in 1995 139.422 zeehonden. De Ringelrob is voor de Groenlanders veruit het belangrijkste. Rond de 80% van de gevangen zeehonden zijn Ringelrobben. De populatie daarvan wordt geschat op meer dan twee miljoen zeehonden. In tegenstelling tot commerciële jagers, jagen de Inuit niet op jonge zeehonden. Zij hopen juist de volwassen exemplaren te vangen simpelweg omdat daar meer vlees aan zit. Bovendien is het zo dat de soorten Zadelrob en Klapmuts hun kraamkamers helemaal niet aan de Groenlandse kust hebben. Jonge exemplaren van deze soorten tref je dan ook niet in Groenland aan. Voor de Inuit in Groenland is zeehondenvlees 'hun dagelijks brood'. Bijna alles van de zeehond wordt gebruikt of opgegeten; de huid wordt bijvoorbeeld tot kleding verwerkt.

Na het villen, dat meestal door de vrouwen wordt gedaan, wordt de huid van het resterende vet ontdaan waarnaar hij in een frame wordt gespannen om te drogen. Het prepareren van de huid is zwaar werk en kost vele uren. Alleen dankzij subsidie van de Groenlandse regering levert de huid voldoende op. Nadat de huid gedroogd is gaat hij naar Great Greenland in Qaqortoq (Julianahåb) in Zuid-Groenland waar sinds enkele jaren Groenland haar eigen looierij heeft. 50% van de huiden zijn na schrapen, wassen en drogen geschikt om te worden gelooid en verwerkt tot bontjassen, rugzakken en andere producten. In Noord- en Oost-Groenland zijn de inwoners economisch volledig afhankelijk van de opbrengst van de verkoop van het deel van de huiden, dat niet voor eigen gebruik nodig is, om nieuwe brandstof, geweren of munitie te kopen. De jager deelt het vlees voor een belangrijk deel met familie en buren. Verder dient het als voer voor de sledenhonden. In de grotere plaatsen kan men op de markt of in de supermarkt zeehondenvlees kopen.

Invoer

Er is vaak het misverstand dat Greenpeace tegen de jacht op zeehonden door de Inuit is. Greenpeace respecteert het traditionele voedsel van de Inuit en maakt zich ernstig zorgen over onder andere de toenemende hoeveelheid zware metalen in dit voedsel, afkomstig van onze vervuiling.

Producten van zeehonden mogen in Nederland worden ingevoerd, met uitzondering van producten van jonge zadelrobben en jonge klapmutsen. Deze mogen in de Europese Unie niet worden geïmporteerd. Het gaat hier namelijk uitsluitend om huiden die afkomstig zijn van puur commerciële jacht door Canada en Noorwegen. De vangst van jonge dieren heeft veel grotere gevolgen voor de zeehondenpopulatie.

Nu is het zeker niet zo dat de Groenlanders massaal bontjassen naar Nederland uitvoeren. Eigenlijk is er op dit moment in het geheel geen invoer in Nederland. Gegeven deze situatie, waarom zouden de Inuit dan niet de huiden die zij na consumptie van het vlees over hebben (en waarvan zij zelf ook moderne kleding maken) mogen verkopen? Op deze manier kunnen wij bijdragen aan de duurzame ontwikkeling van Groenland. Je kunt je zelfs afvragen of vlees dat de Inuit willen exporteren hier niet zou kunnen worden verkocht. Arctische volken hebben immers weinig mogelijkheden tot economische ontwikkeling. Het klimaat is extreem en er wonen in verhouding zeer weinig mensen. Aan andere mogelijkheden, zoals de verdere ontwikkeling van het toerisme als inkomstenbron kleven ook de nodige haken en ogen. Door de a-selectieve boycot van al het op de wereldmarkt aangeboden zeehondenbont zijn vele Inuit aan lager wal geraakt. De boycot heeft grote sociale gevolgen voor vele kleine jagersgemeenschappen. Het hoge aantal zelfdodingen wordt daar zelfs mede aan gerelateerd. Verkoop van huiden aan het Westen was een belangrijke inkomstenbron. De traditionele zelfvoorzienende economie bestaat ook bij de Inuit niet meer.

Nederland mag niet langer Groenland laten boeten voor de schade die door de commerciële jacht wordt aangericht.

Vragen van de leden Stellingwerf (RPF), Swildens-Rozendaal (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Augusteijn-Esser (D66), M.B. Vos (GL), Van der Vlies (SGP), van Middelkoop (GPV) en Poppe (SP) aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de jacht op zeehonden (Ingezonden 13 april 1999; beantwoord op 17 juni 1999)

Vraag 1. Hebt u kennis genomen van de artikelen ¨Noorwegen wil veel meer zeehonden vangen¨ 1) en ¨Slachting op rood ijs¨ 2)?

Antwoord 1. Ja.

Vraag 2. In hoeverre is onderzoek gedaan naar de invloed van de zeehond op met name de kabeljauwstand? Kan op dit moment met zekerheid gesproken worden over de invloed van de zeehond op de kabeljauwstand?

Antwoord 2. Er is door diverse instellingen onderzoek gedaan naar de mogelijke invloed van predatie door zeehonden, i.c. zadelrobben, op de kabeljauwstand. De algemeen aanvaarde conclusies zijn:

a. het is momenteel niet mogelijk de effecten van een toe- of afname van de zadelrobbenpopulatie op andere componenten van het ecosysteem te voorspellen, met inbegrip van de commerciële visbestanden of de opbrengst daarvan;

b. wetenschappelijke gegevens tonen aan dat de ineenstorting van de kabeljauwstand in de Noordwestelijke Atlantische Oceaan rond het begin van dit decennium door overbevissing is veroorzaakt;

c. er is geen bewijs dat de zadelrobben het herstel van de kabeljauwstand belemmeren. Als instrument om dit herstel te bevorderen zou eerder kunnen worden gedacht aan een tijdelijke stopzetting van de visserij.

Vraag 3. Is het mogelijk dat ten gevolge van de jacht op de zeehondensoorten Zadelrob (Cystophora cristata) en Klapmuts (Phoca groenlandica) en de intensiteit daarvan de visstand zelfs negatief wordt be diersoorten minder door de zeehonden (kunnen) worden weggevangen?

Antwoord 3. Dat is inderdaad mogelijk. Het is bekend dat zadelrobben jagen op een groot aantal vissoorten, inclusief sommige die (vooral jonge) kabeljauw prederen. Een vermindering van de populatie zadelrobben zou kunnen leiden tot een toename van het bestand van deze kabeljauw prederende vissoorten en daardoor een negatief effect op de kabeljauwstand kunnen hebben.

Vraag 4. Is gedurende de afgelopen jaren verbetering opgetreden in de manier waarop de genoemde zeehondensoorten worden bejaagd? Zo ja, waaruit blijkt een en ander?

Antwoord 4. Het meest uitgebreide onderzoek naar de effectiviteit van de jachtmethoden is recentelijk gedaan in Noorwegen. Uit dat onderzoek is gebleken dat bij het doden met de 'hakapik' van 'yearling cubs', d.w.z. jongen die niet meer bij de moeder zijn, in 97% van alle gevallen onmiddellijk de dood intreedt. Volwassen zeehonden worden eerst met het geweer geschoten en dan nog eens met de 'hakapik' geknuppeld. Ook hier zou in 97% van alle gevallen de dood onmiddellijk intreden. Men heeft gedurende het afgelopen seizoen tevens onderzoek gedaan naar de mogelijkheid de 'yearling cubs' met het geweer te doden. Hierbij bleek dat in 342 van de 350 gevallen onmiddellijk de dood intrad, hetgeen neerkomt op een kleine verbetering ten opzichte van het effect van de 'hakapik'. In Canada heeft het federale Ministerie van Visserij en Oceanen onlangs een kleine 500 zeehondenschedels door dierenartsen laten onderzoeken. Slechts in een geval bleek de dood niet onmiddellijk te zijn ingetreden. Volgens plaatselijke bedrijven, die de pelzen van de jagers afnemen, is de kwaliteit van de pelzen gedurende de laatste jaren toegenomen, hetgeen erop zou duiden dat het doden van de zeehonden sneller en efficiënter geschiedt dan voorheen.

Vraag 5. Hoe wordt de controle op de jachtmethode en de intensiteit van de jacht in Canada, Groenland en Noorwegen vormgegeven? Bestaat er inzicht in de invloed van de jacht op de omvang van de populaties zadelrobben en klapmutsen?

Antwoord 5. De Canadese overheid houdt strikt de hand aan het in dat land geldende vergunningsstelsel voor het doden van zeehonden, waarbij te land, vanuit de lucht en vanaf het water controles worden uitgevoerd. De commerciële jacht op de zgn. 'whitecoats' en 'bluebacks' is verboden. De controle beoogt tevens te verzekeren dat het doden van de betrokken dieren zo snel en pijnloos als mogelijk geschiedt. In Noorwegen is een systeem van quota voor individuele schepen van kracht. Aan boord van ieder vaartuig van waaruit op zeehonden wordt gejaagd bevindt zich een inspecteur/veterinair, die toezicht houdt op het quotum, de soorten en leeftijden van de dieren die gedood worden en de wijze waarop dit geschiedt. Ook in Noorwegen is het doden van jongen die nog bij de moeder zijn verboden. In Groenland gaat het uitsluitend om de jacht op een beperkt aantal volwassen zeehonden door de autochtone bevolking. Er is geen quotasysteem van kracht. Volgens de Groenlandse autoriteiten bevindt de omvang van de jacht zich onder het niveau dat uit het oogpunt van duurzaam beheer verantwoord is. Voor het overige moge ik verwijzen naar mijn brief van 12 februari jl. betreffende de zeehondenjacht.

Vraag 6. Is het waar dat de invoerbeperkingen van al dan niet bewerkte pelzen en produkten afkomstig van Zadelrobben en Klapmutsen op het grondgebied van lidstaten van de Europese Unie slechts gelden voor de jongen van de zadelrob tot drie á vier weken (de zg. ¨whitecoats¨) en voor de jongen van de klapmuts (de zg. ¨bluebacks¨) tot een leeftijd van drie maanden? 3)

Antwoord 6. Krachtens Richtlijn 83/129/EEG is de invoer van huiden en producten van jonge dieren van de klapmuts en zadelrob in het grondgebied van de EU verboden, met uitzondering van exemplaren afkomstig van de traditionele jacht door Eskimojagers. Een exacte leeftijdsgrens is in de richtlijn niet gegeven, maar uit de omschrijving van de zeehonden ('whitecoats' en 'bluebacks') blijkt dat het verbod slechts geldt voor de huiden van zogende jongen.

Vraag 7. Wat is de huidige omvang van de import van zeehondenpelzen en produkten afkomstig van zeehonden naar Nederland en naar de Europese Unie?

Antwoord 7. In 1998 bedroeg de invoer in de Europese Unie van pelterijen van zeehonden en oorrobben 97,1 ton. Deze pelterijen waren voornamelijk afkomstig uit Groenland, Canada en Noorwegen. Het grootste deel hiervan is ingevoerd in Denemarken en na verwerking doorgevoerd naar andere landen. De invoer in de EU van producten waarin zeehondenhuiden zijn verwerkt bedroeg in 1998 816 ton. Deze producten waren uit vele verscheidene landen afkomstig. De invoer in Nederland van pelterijen van zeehonden en oorrobben in 1998 vanuit zowel de EU als derde landen was nihil. De invoer in dat jaar van (kleding)producten waarin zeehondenbont was verwerkt bedroeg 15,1 ton. Hiervan is 1,5 ton doorgevoerd naar andere EU-landen. Waarschijnlijk is van het overige het grootste deel doorgevoerd naar derde landen, doch exacte gegevens hierover zijn niet voorhanden.

Vraag 8. Bent u, mede gezien de in vraag 2, 3 en 5 bedoelde onzekerheden en gezien de gehanteerde jachtmethode, bereid om het importverbod van toepassing te verklaren op pelzen en produkten afkomstig van alle zadelrobben en klapmutsen, ongeacht hun leeftijd?

Vraag 9. Wilt u dat standpunt binnen de Nederlandse wet- en regelgeving tot uitgangspunt nemen en een en ander ook binnen de Europese Unie bepleiten?

Antwoord 8 en 9. In het algemeen kan worden gesteld dat er in de landen van de EU geen grote markt voor zeehondenbont bestaat. In mijn eerdervermelde brief van 12 februari jl. heb ik melding gemaakt van diverse onderzoeken die de Canadese rege- ring dit jaar wil laten uitvoeren, welke van invloed kunnen zijn op toekomstige beslissingen ten aanzien van de omvang van de jacht op zadelrobben. In het licht hiervan acht ik op dit moment geen redenen aanwezig om in EU-verband te pleiten voor een uitbreiding van het invoerverbod. Indien er op enig moment aanleiding is voor extra handelsmaatregelen, zouden deze in elk geval in EU-verband dienen te worden genomen.

De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, G.H. Faber

1) Trouw, 22 maart jl.
2) Telegraaf, 3 april jl.
3) Resolutie van de Raad etc. d.d. 5 januari 1983.
Publicatieblad nr. C 014 van 18/01/1983. 0001-0002. 2989911370

Op de pagina Foto's Zeehondenjacht kunt u foto's zien van Jeroen Nooter gemaakt in Qaanaaq, Groenland 1991.

Great Greenland Furhouse maakt kledingstukken met zeehondenbont: http://www.great-greenland.gl/