Introduktie | De Innu | Laagvliegen | Nederland


Goose Bay
In 1941 bouwde Canada de luchtmachtbasis Goose Bay in Labrador, middenin het grondgebied van de Innu. Deze basis werd eerst gebruikt als tussenstation voor Amerikaanse bommenwerpers die op weg waren naar het strijdtoneel van de Tweede Wereldoorlog in Europa. Daarna leidde Goose Bay een kwijnend bestaan. Totdat Canada in 1980 de luchtmachten van Bondsrepubliek Duitsland en het Verenigd Koninkrijk uitnodigde om, net als Canada zelf, vanaf Goose Bay laagvliegoefeningen te houden. Het terrein leek ideaal. Er woonden immers toch geen mensen in de uitgestrekte naaldwouden en de glooiing van de heuvels deed veel denken aan de midden-Europese laagvlakte, die toen nog werd gezien als de plek waar een oorlog tussen Oost en West naar alle waarschijnlijkheid zou worden uitgevochten. De straaljagers oefenen met deze extreem lage vluchten, net boven de boomtoppen, in het ontwijken van de vijandelijke radar. Tijdens de Golfoorlog en de oorlog in voormalig Joegoslavië bleek dat door deze laagvliegstrategie juist een aantal straaljagers is neergestort. Van 1980 tot en met 1995 gebruikte men in Nitassinan een tweetal laagvliegoefengebieden. Beide gebieden strekten zich uit over delen van zowel Labrador als Québec. Maximaal mogen 7.000 laagvliegvluchten per jaar worden gemaakt.

Op 1 mei 1995 besluit de Canadese regering om de twee laagvlieggebieden samen te voegen tot één groot oefendomein, en bovendien nog eens met 30.000 km2 te vergroten. Bovendien mogen er 18.000 vluchten per jaar worden gemaakt en zal er een tweede oefenbombardementsgebied worden aangelegd. België, Frankrijk en Italië worden in 1995 ook uitgenodigd hun laagvliegoefeningen boven Nitassinan te houden.

Milieu
Volgens de Innu en onafhankelijke onderzoekers vormen de oefeningen een rechtstreekse bedreiging voor de flora en fauna in het gebied. Broedvogels verdwijnen, trekvogels wijken van hun routes af, bevers, marters en andere zoogdieren nemen in aantal af, en ook de kariboekuddes worden door de laagvliegoefeningen bedreigd.

Tot 1989 bestond er alleen een uit 1980 daterend literatuuronderzoek door het Canadese ministerie van Defensie (DND) naar de eventuele gevolgen van de oefeningen. In 1986 stelde de Canadese minister voor Milieu een commissie in die moest toezien op de correcte afwikkeling van de in datzelfde jaar begonnen milieu-effectrapportage (mer) procedure. Deze mer-commissie adviseerde direct het aantal laagvliegoefeningen te bevriezen tot het niveau van 1986, dus voordat Nederland begon met vliegen. Het DND legde dit advies naast zich neer. In 1989 zond het DND zijn Milieu Effect Rapport naar de commissie. De commissie constateerde echter 38 tekortkomingen. Deze waren zo ernstig dat de commissie het DND verzocht het rapport over te doen. In april 1994 kwam het DND met een herzien rapport. De Innu vinden het een mooi opgepoetste appel die van binnen rot is. Drie maanden later presenteerden zij een uitvoerig schriftelijk commentaar op het Milieu Effect Rapport. De Innu hadden echter de indruk dat daar verder niet veel mee werd gedaan. Toen de door hen ingeschakelde technische experts geen toestemming van de mer-commissie kregen om tijdens de hoorzittingen de deskundigen van Defensie kritisch aan de tand te voelen, was de maat vol. De Innu besloten de hoorzittingen en het verdere verloop van de mer-procedure te boycotten.
In februari 1995 presenteerde de mer-commissie haar aanbevelingen. De commissie adviseert het laagvliegprogramma voort te zetten en zelfs uit te breiden.

Protest
Innu-leiders hebben bij de Canadese regering en de militairen ter plaatse geprotesteerd. Dat doen ze al sinds 1980, ruim voordat Nederland begon met oefenen boven Nitassinan. Er zijn verschillende bezettingen geweest van de landingsbaan in Goose Bay, waarbij honderden Innu werden gearresteerd en gevangen gezet. Ook het bombardementsgebied is bezet geweest. Aan deze acties is door de Nederlandse media nauwelijks aandacht geschonken.
Op 12 oktober 1992, 'Columbusdag', bezetten een viertal Innu met zo'n 50 sympathisanten de landingsbaan van de luchtmachtbasis Volkel in Nederland. Allen worden gearresteerd.

Tijdens het bezoek van minister van Defensie Ter Beek aan Goose Bay in september 1993 klimmen een aantal Innu in de cockpit van een van de Nederlandse F-16's die daar zijn gestationeerd. De Innu-actievoerders worden gearresteerd en moeten gevangenisstraffen uitzitten. Zij zullen echter doorgaan met hun acties totdat de militaire activiteiten op hun grondgebied zijn gestopt.
In Nederland vindt een groot aantal solidariteitsacties plaats op de luchtmachtbases in Volkel, Gilze-Rijen, Eindhoven en Leeuwarden. Innu-sympathisanten moeten zich tegenover de rechter hiervoor verantwoorden.